Veelzijdig
Het vak van conducteur is veelzijdig; soms zijn er hele situaties waarin je terecht komt, maar vaak genoeg zijn er ook hele korte momenten die memorabel kunnen zijn. Elk op hun eigen manier.
Antiek
Ik ben een Sprinter van Utrecht naar Baarn aan het controleren en kom bij een stel oudere mensen. Ik vraag ze om hun kaartje.
‘Nou, ik ben al in geen honderd jaar meer gecontroleerd,’ zegt de man.
‘Goh, u ziet er niet uit als honderd, meneer.’
En toen was het stil.
Water
In een DDZ loop ik een controleronde. Ik kom op een bovenverdieping waar drie mensen zitten en waar duidelijk eerder deze avond een vloeistof over de grond is gegaan; door de lichte vloer is de opgedroogde vloeistof goed te zien, ik vermoed dat het water is geweest. Ik krijg van de man die alleen in de vierzitter ernaast zit zijn papieren kaartje. Ik zet er een stempel op, geef het kaartje terug en zeg erbij:
‘Ach, is je water gebroken?’
Hij vat de grap direct en kaatst terug:
‘Ja, ik weet niet zeker of ik het ziekenhuis nog ga halen, hoor!’
Achter hem, aan de andere kant van het gangpad zitten twee oudere dames, waarvan één meteen zegt:
‘Oh, maar dan helpen wij je wel, wij hebben ervaring.’
Met een bemoedigende ‘Blijven puffen!’ loop ik van de situatie weg. Achter me hoor ik de man vervolgens puffen en de vrouwen lachen.
Overstappen
Het is woensdagmiddag en ik ben een Sprinter van Zwolle naar Leeuwarden aan het controleren. Ik kom bij een man met Oostblok-uiterlijk die mij een enkele reis van Steenwijk naar Schiphol geeft. Ik kijk de man aan en vraag hem waar hij naar toe gaat. Dat moet ik nog een keer in het Engels voor hem herhalen.
‘Amsterdam,’ is zijn twijfelende antwoord.
Ik zeg hem dat we nu naar Steenwijk rijden.
‘Steenwijk, yes.’
Maar het bericht komt niet aan. Ik bekijk het kaartje en lees hem uit. Het kaartje is een uur geleden gekocht en ook een uur geleden ingecheckt. In Steenwijk.
Dan weet ik ook waar het mis is gegaan; hij heeft de Sprinter genomen naar Zwolle in plaats van de Intercity naar Schiphol. En is in Zwolle blijven zitten, geen idee hebbend dat de trein vervolgens weer terug rijdt richting Steenwijk.
Ik schiet in de lach en pak de Reisplanner erbij. Ik schrijf voor hem op hoe hij nu vanaf Meppel naar Schiphol kan komen en leg hem dat uit.
‘Ah, understood. Dankuwel.’
In Meppel aangekomen wijs ik hem de overzijde van het perron, waar over tien minuten de Intercity komt.
Als hij niemand was tegen gekomen om hem dat te vertellen, vermoed ik dat hij nu nog in de trein had gezeten…
Lopen
Met de Sprinter naar Utrecht kom ik aan in Putten. Ik loop vanaf de achterzijde van de trein over het perron naar de voorzijde van de trein. Op een bankje in de abri op het perron zit een man naast zijn fiets. Hij zit er duidelijk om even bij de treinen te kijken. Terwijl ik voorbij kom lopen, hoor ik hem zeggen:
‘Zo, jij gaat de rest lopen?’
‘Ja, ik ben er klaar mee, ik doe het niet meer,’ reageer ik grappend.
‘Dat snap ik wel,’ is het laatste dat ik hem hoor zeggen.
Geen idee…
Overvecht
Met een Sprinter naar Utrecht kom ik aan in Utrecht Overvecht. Een deur verderop gaat open en er stapt een meisje uit met een backpack op haar rug.
Ze ziet dat ik ook op het perron sta en ze loopt naar me toe met haar kaartje in de hand.
Ze vraagt me in het Engels met Amerikaans accent naar haar aansluiting richting Amsterdam.
‘Dan moet je niet hier uitstappen,’ meld ik.
Ze kijkt me verbaasd aan en vraagt waar dan wel. Ik antwoord Centraal, waarna ze me aankijkt en vraagt:
‘Hoeveel stations zijn er in Utrecht?’
Ik tel er zeven, acht als je het museum bij Maliebaan meetelt.
Ze begint hardop te lachen.
‘Je hebt me gered, ik ben blij dat ik je op het perron zag staan. Je hebt me een heel eind lopen bespaart.’
‘Maar je was er uiteindelijk wel gekomen. Volgende week. Of de week erop.’
Al lachend stapt ze weer in en bedankt me nogmaals.
Leuk, die toeristen.
Warrig
Het is woensdagavond en er staat een Sprinter naar Lelystad vanuit Zwolle op mijn dienstkaartje. Ik heb contact gelegd met mijn machinist en het is een paar minuten voor vertrek. Er zijn wel vaker moeilijkheden op deze lijn, dus voor vertrek begin ik alvast aan mijn controleronde. Al snel kom ik bij een Surinaamse vrouw die me een enkele reis van Schiphol naar Rotterdam geeft. Ik vraag haar waar ze heen moet en ze zegt Rotterdam.
‘Maar dat kan niet met dit kaartje, mevrouw.’
‘Ja, ik heb het wel vaker,’ steekt ze van wal, ‘dat ik ineens ergens ben.’
Aan alle kanten gaan er alarmbellen bij mij rinkelen; er is iets met deze mevrouw.
‘Maar dan kunt u het beste hier uitstappen en even een kaartje gaan kopen, mevrouw,’ zeg ik, wijzend naar de deur.
‘Ja, maar luister dan, mijn bankpas is geblokkeerd. Ik ging naar Schiphol om een ticket te kopen naar Suriname, maar mijn bankpas is geblokkeerd. En nu ben ik hier.’
Ik twijfel; het is een heel vaag verhaal dat ze ophangt, maar ze komt wel heel duidelijk en helder over. Ze kan me goed vertellen hoe of wat.
‘Zal ik u een kaartje naar Rotterdam uitschrijven, dan? Heeft u een identiteitsbewijs bij u?’
‘Ja, dat is goed. Dat heb ik zeker bij me!’
En ik krijg haar paspoort in handen. Dat overtuigt me; ik laat de trein vertrekken en schrijf haar een Uitstel van Betaling.
‘Ik heb ook nog familie in Groningen,’ vertelt ze ineens. En ze lacht er vriendelijk bij.
‘Bent u daar vandaag ook geweest?’ vraag ik om het gesprek een beetje op gang te houden.
‘Nee, daar ben ik vandaag niet geweest. En nu ga ik weer naar Rotterdam.’
Ik schrijf het Uitstel van Betaling uit, noteer ook nog even waar ze over moet stappen om in Rotterdam te komen en daarna bedankt ze me.
In de cabine controleer ik haar gegevens en overleg ik voor de zekerheid toch even met onze Veiligheidscentrale. Het verhaal en het gesprek waren goed genoeg om me te overtuigen, maar mijn onderbuikgevoel zegt dat ik er wel wat mee moet.
‘Dat ze wat warrig overkomt is niet genoeg om de politie voor te bellen. Als ze straks blijft zitten en niet weet waar ze heen gaat, dan is het wat anders,’ zegt de centraliste.
Dat ben ik wel met haar eens. Even Lelystad afwachten, dus.
Terwijl ik de trein in Lelystad aan mijn collega overdraag, houd ik de vrouw in de gaten. Ze stapt inderdaad uit, een meisje is met haar in gesprek. Ik loop er op af en vraag of het allemaal goed gaat komen. De vrouw weet heel precies wat ze wil zeggen:
‘Kijk, dit is de man die me geholpen heeft, die het opgeschreven heeft,’ zegt ze tegen het meisje. En richt zich dan meteen tot mij: ‘Maar je hebt twee keer Lelystad opgeschreven, ik hoef toch niet twee keer naar Lelystad?!’
Ik had inderdaad Lelystad er twee keer op gezet, een keer met aankomsttijd en aankomstspoor en een keer met vertrektijd en vertrekspoor. Daarna is ze gerust gesteld.
Mijn onderbuikgevoel blijft. Dus ik wacht nog even tot de Intercity naar Den Haag binnen komt. Ik wandel naar de conductrice die op de trein zit en leg haar het hele verhaal uit; ze heeft nu een kaartje, ze moet naar Rotterdam en het is allemaal wat warrig.
‘Ik ga er wel even kijken en ik zorg ervoor dat ze haar aansluiting haalt en ik zal de collega van die trein ook inlichten. Je weet zeker dat ze naar Rotterdam moet?’
‘Ja, ik heb haar adres gecontroleerd.’
‘Dan komt het wel goed.’
En zo vertrekt de Intercity met de vrouw aan boord. Er wordt zorg voor haar gedragen en ze komt in ieder geval meer in de richting van huis dan ze was. Meer kan ik nu niet doen.
Conducteur Mike