Dagboek van een

conducteur

Het is donderdagavond en met de een na laatste trein vanuit Deventer kom ik om half een ’s nachts aan in Zwolle. De collega conducteur met wie ik op deze trein heb gezeten loopt de trein even leeg. In verband met werkzaamheden zijn we op spoor 14 aangekomen, een kopspoortje in Zwolle. Terwijl ik het voorste rijtuig controleer op achtergebleven reizigers, loopt de collega achteraan. Zodra hij helemaal achteraan de trein is, zie ik ineens wat mensen bij mij voorbijlopen richting diezelfde achterkant van de trein. De trein wordt zo meteen afgerangeerd, dus daar gaan ze niet meer in kunnen stappen. En vanaf dit perron vertrekt er vandaag ook geen trein meer. En dus roep ik ze toe:
‘Waar gaan jullie naartoe?’
Een jong meisje draait zich om en zegt dat ze naar de wachtruimte gaan. Ik reageer dat ze de tijd goed in de gaten moeten houden, want de enige trein die vandaag nog vanuit Zwolle vertrekt is de trein naar Groningen en die vertrekt zo meteen van spoor 15.
‘Wij moeten naar Rotterdam,’ antwoordt het meisje. Daar gaan ze per trein niet meer komen. 
‘Nee, om vijf uur,’ zegt het meisje nadat ik dat meld.
En ze lopen verder. Het blijkt een moeder te zijn met maar liefst vier jonge kinderen. 
Ik sta een beetje perplex en meteen in dubio wat ik hier nu eigenlijk mee moet. Terwijl ik wat perplex sta te wezen, komt mijn collega naar me toegelopen. 
‘Wat gaan die nog?’
Ik vertel hem over het korte gesprekje en dat het me niet zint. Aangezien ik nog even naar het toilet wil voordat ik in de auto naar huis stap, lopen we naar het personeelsverblijf. Ik hoop de collega’s van Veiligheid&Service nog te treffen om het ze voor te leggen, maar die komen we niet tegen. En dus roep ik ze op via de portofoon om te overleggen over mijn onderbuikgevoel.
‘We komen wel even naar je toe,’ hoor ik. Zodoende.

‘We hebben ze net uit de bus zien stappen,’ zegt een van de drie collega’s wanneer we elkaar bij spoor 14 treffen. ‘Toen vroegen ze al naar een wachtruimte.’
Vanwege de bouw van een nieuwe voetgangersbrug over het spoor rijden er vandaag bussen tussen Zwolle en ’t Harde en tussen Zwolle en Kampen Zuid. 
‘Wat is hun verhaal?’ wordt me gevraagd. Maar daar heb ik nog geen antwoord op.
‘We gaan wel even horen,’ en de drie mannen zetten koers richting de abri. 
De collega en ik geven ze wat voorsprong en lopen na een minuut ook die kant op. 
‘Hij gaat er al bij zitten,’ zegt mijn collega, terwijl we de mannen bij de familie gadeslaan. Vaak een teken dat er meer te regelen valt.
Kort daarna komt een van de drie een samenvatting geven:
‘Ze zijn om half tien ingecheckt in Heerenveen, onderweg naar Rotterdam, met de bus naar ’t Harde gegaan om met de trein verder te reizen, maar door blikseminslag is er een sein- en wisselstoring en dus zijn ze met de bus teruggekomen.’
Er wordt meteen een taxi gebeld voor dit gestrande vijftal. Het blijkt een Syrische moeder met haar kinderen te zijn. Twee driejarigen liggen onder een dekentje op het bankje te slapen, de twaalfjarige dochter spreekt Nederlands en vertaalt alles en de zesjarige is uit de buggy gestapt en onderzoekt hetzelfde bankje. Deze mensen kun je zo niet de nacht door laten brengen… De moeder, die net daarvoor nog behoorlijk bedrukt had gekeken, kan gelukkig weer breeduit lachen; er is een oplossing voor haar en haar kinderen.

Terwijl de taxi wordt geregeld, rijdt achter ons de laatste Intercity vanuit Deventer langs het perron binnen. De reizigers stappen uit en ook het dienstdoende personeel stapt uit. Een van de collega’s heeft nog iets in zijn handen dat hij omhoog houdt in de deuropening en waarbij hij roept:
‘Er staat hier nog een reistas met een kat, van wie is die?’
Iedereen op het perron kijkt om, maar er is niemand die zich meldt.
‘Wat moeten we hier nu weer mee?’ vragen we ons lachend af, terwijl de laatste reizigers het perron verlaten.
De reistas met kat wordt op een kast op het perron gezet en terwijl V&S net de taxi voor de moeder en haar kinderen heeft geregeld, dient het volgende probleem zich dus alweer aan; een achtergebleven kat.

Een van de drie heren van S&V is nog in opleiding, maar heeft bij het asiel gewerkt. Hij belt de dierenambulance. Maar die neemt niet op. Dan bellen we onze servicecentrale om dit “gevonden goed” aan te melden. Dat klinkt wat vreemd, maar net als ieder ander object dat in de trein achterblijft, zal er uiteindelijk een eigenaar zijn die zich meldt bij de klantenservice dat hij of zij iets in de trein vergeten is. Object en eigenaar kunnen dan aan elkaar gekoppeld worden, waarna het object en de eigenaar herenigd kunnen worden. Maar we kunnen een levende kat natuurlijk moeilijk in de kast met gevonden goed droppen en dan maar hopen dat iemand zich meldt.

Ook de Servicecentrale weet niet zo heel goed wat ze ermee aan moeten. Er wordt een vindmeldnummer aangemaakt, voor het geval iemand zich als eigenaar meldt. Maar waar gaan we die kat laten? We komen er met acht personeelsleden even niet uit. En dus bel ik de meldkamer, ondanks dat we de politie al hebben uitgesloten als optie; wat gaan die met een kat doen? Ook de meldkamer gaat even overleggen, wanneer de collega die in opleiding is bij V&S ineens zegt:
‘Ik bedenk net dat de politie chiplezers heeft en een sleutel van het asiel.’
En dus belt een van de andere collega’s van V&S naar een direct nummer van de lokale politie. Daar wordt afgesproken dat ze iemand sturen.

Dan komt er ook het bericht dat de taxi voor de moeder en haar kinderen naar Rotterdam in aantocht is. En zo gaan we in colonne naar de Zuidzijde van het station: een collega met een reistas met kat en een collega met een moeder en vier kinderen. En de rest loopt er tussendoor. Zodra we aan de Zuidzijde de tunnel uitkomen, komt net de hondengeleider van de politie aangereden. Terwijl de kat uit de reistas wordt gehaald om de chip uit te kunnen lezen, worden achter me de moeder en haar kinderen in de taxi gezet. Die zijn gelukkig alweer onderweg.

De chip wordt uitgelezen, het nummer ingevoerd in de database en de gegevens van de eigenaar komen tevoorschijn. Dat is ook het moment dat de hondengeleider wordt opgeroepen voor een melding. Hij moet direct weg en vertrekt met de zwaailichten aan in volle vaart. De collega in opleiding belt de geregistreerde eigenaar. We kijken elkaar allemaal aan met een blik van: het is half twee ’s nachts, wie gaat er nu zijn telefoon opnemen?
En het kost twee pogingen, maar dan neemt er toch iemand op. Het blijkt de ex van de eigenaresse te zijn. Hij kan ons wat slaperig haar naam geven, maar een telefoonnummer heeft hij niet meer. We gaan direct op zoek naar alle gegevens die we bij die naam kunnen vinden, maar komen er niet heel ver mee. De collega vraagt om een adres, maar dat kan de man aan de andere kant van de telefoon ons niet geven. Hij woont in Den Helder, dat is niet om de hoek.

Via de meldkamer vragen we de politie om gegevens van de eigenaresse. Maar die blijkt nergens ingeschreven te staan. Sterker nog: die zou geëmigreerd zijn. Het mysterie wordt steeds groter; wat doet die kat dan hier? Maar de urgentere vraag is: wat gaan we met die kat? Die knul gaat vanuit Den Helder nu echt niet meer hierheen komen om het beest op te halen. De dierenambulance is nog steeds niet bereikbaar. En we kunnen het beest moeilijk in het personeelsverblijf neerzetten.

Al snel oppert de collega in opleiding dat hij de kat dan wel mee naar huis wil nemen voor de nacht. De man uit Den Helder die hij aan de telefoon heeft, geeft in eerste instantie aan de kat morgen wel op te willen komen halen. Maar zodra we terugbellen dat we met de gegevens van de eigenaresse helaas niet veel verder gekomen zijn, heeft hij met zijn huidige vriendin overlegd en komt hij daar toch een beetje van terug; ze hebben nog een kat en toen die twee voorheen samen waren gaf dat veel gedonder.

Stel je voor; lig je rustig in bed en dan word je om half twee ’s nachts wakker gebeld door iemand van NS met de mededeling dat de kat van je ex in de trein is achtergebleven… Maar de man is welwillend en heeft gezocht naar iets wat naar zijn ex-vriendin zou kunnen leiden. Het heeft alleen voor nu weinig geholpen.
Een van de collega’s van V&S oppert dat de kat misschien intussen verkocht is, maar dat de geregistreerde eigenaar niet is gewijzigd. Dat we daarom niet bij de juiste persoon uit gaan komen…

Er wordt besloten dat de collega in opleiding de kat mee naar huis neemt. Hij zal morgen nog eens bellen met de man in Den Helder om afspraken te maken over wat er het beste kan gebeuren. Dan is het ondertussen ook twee uur geweest, tijd om naar huis te gaan.

De kat onderging alles gelaten. Was absoluut niet bang voor ons. Net als de Syrische moeder en haar kinderen. We hebben het meisje maar ingefluisterd dat als ze ooit nog eens in zo’n situatie terechtkomen, ze altijd om hulp mogen vragen aan ons. Want ook daar zijn we voor. En dat ze ook echt wel voor zichzelf op mogen komen, want ik vermoed een stukje cultuur dat daarachter zit: een ander niet tot last willen zijn. Maar dan wel ten koste van jezelf. Heel nobel, uiteraard, maar je gaat er niet ver mee komen.

Een mooi voorbeeld van wat onderbuikgevoel soms toch kan betekenen, want anders hadden ze daar nog urenlang in die abri gezeten…

Achteraf verneem ik van een van de collega’s van V&S dat de ex van de eigenaresse de kat uiteindelijk alsnog bij de collega die de kat mee naar huis heeft genomen heeft opgehaald. Eind goed, al goed. Maar hoe die kat nu in de trein terecht is gekomen…?

Fijne zomer!

Conducteur Mike

Raak je niet uitgelezen? Bestel dan nu Dagboek van een conducteur met meer dan 75 van mijn verhalen van de afgelopen 15 jaar en je leest de hele zomer gewoon door!