Dagboek van een

conducteur

Ingangscontrole
Dit verhaal dateert nog van voor de verbouwing van station Groningen.

Het is laat op de avond en er staat nog één trein op mijn dienstkaartje; de Sprinter van Groningen naar Zwolle. Ik ben ook met de kerende trein binnengekomen en heb na aankomst de deuren alvast afgesloten.
‘Ga je straks ingangscontrole doen?’ vraagt de Zwolse machinist die met me mee heen is gekomen en straks ook weer terugrijdt. Hij kent me langer dan vandaag. 
Inderdaad. Zo af en toe sluit ik de deuren, zodat ik ingangscontrole kan houden. Iedereen mag dan mee, maar dan moet je wel eerst een geldig vervoerbewijs kunnen laten zien. Daarmee filter ik vaak probleemgevallen er op voorhand al uit, wat soms een hoop gedoe kan schelen onderweg.

Het is wel iedere keer verschillend hoe reizigers daarop reageren. Velen zien het als een (onnodig) obstakel om de trein in te komen. Maar dat zijn dan ook meestal de mensen die gewoon netjes een geldig vervoerbewijs hebben. En natuurlijk vooral ook degenen die daar niet over beschikken.

Maar vanavond is anders. De temperatuur buiten ligt rond het vriespunt, het glas van de abri voor me is in ieder geval aan het glinsteren, maar dat de feestdagen voor de deur staan maakt de mensen kennelijk gezelliger. Dat er één deur opengaat en de warmte door de deur naar buiten komt maakt het kennelijk aangenaam om zonder morren het vervoerbewijs te laten zien.
‘Wat een ontvangst!’ zegt een vrouw die met haar man vanaf de voorkant van de trein naar het midden komt lopen. Ik verwacht een opmerking dat ze terug moesten komen lopen, dat ze in de kou hebben moeten wachten totdat ik aan de controle begon. Maar niets van dat alles.
‘Handig ook!’ zegt de vrouw er opgewekt achteraan, terwijl ze me haar chipkaart geeft.
‘Zeker,’ reageer ik, terwijl ik de kaart teruggeef.
‘Dan ben je in één keer klaar,’ zegt haar man vervolgens, terwijl de vrouw instapt.
‘En ik kan mensen buiten de deur houden. Als ik bijvoorbeeld vind dat iemand met een blauwe muts niet mee mag,’ zeg ik met een glimlach wijzend naar de blauwe muts die hij op heeft tegen de kou, ‘dan komen ze er niet in.’
Daarop draait de vrouw zich om, stapt terug naar de deur en duwt haar man speels de trein uit.
‘Dat vind ik ook!’ zegt ze lachend. 
Waarna de man ook welkom geheten wordt door mij en instapt.

Na een handvol andere reizigers komt er een man in een oranje bodywarmer aangelopen. Ik vraag hem, net als de rest van de reizigers om zijn vervoerbewijs.
‘Dat kan!’ zegt de man vriendelijk.
Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn en toont in de NS-app een E-ticket. Die scan ik, maar wordt door mijn kaartlezer en mij niet goedgekeurd. Het blijkt een enkele reis van Hoogeveen naar Groningen.
‘Hmm, die is niet goed,’ meld ik de man.
‘Ah,’ zegt hij. En met zijn linkerhand reikt hij naar zijn bodywarmer. Daar haalt hij een bril uit.
‘Ik zie al een bril tevoorschijn komen,’ lach ik de man toe.
Zodra hij die opgezet heeft, komt wel het juiste E-ticket naar Hoogeveen tevoorschijn. 
‘Tsja, die bril, he…’ zegt de man lachend terwijl hij de trein instapt.

Vrij snel daarna komt er vanaf de voorkant een knul aangelopen met een basdrum van een drumstel in zijn hand en een standaard.
‘Ik ben vergeten in te checken, maar ik heb een studentenkaart,’ begint hij.
‘Oh, het paaltje staat hier om de hoek, loop daar snel nog even heen,’ reageer ik vriendelijk.
Hij snapt het direct, maar ik zie hem twijfelen of hij de onderdelen van het drumstel dan ook mee moet slepen.
‘Joh, laat staan,’ maan ik hem alles neer te zetten, wat hij snel doet, waarna hij naar de paal loopt om in te checken.
Terwijl hij dat doet, komen er twee andere studenten aan, die hun chipkaarten door me laten controleren. Ze moeten om de ietwat onhandig op het perron geparkeerde instrumenten heen stappen om de trein in te kunnen stappen.
‘Gaat u een concert geven, meneer?’ vraagt de ene student lachend.
‘Ik niet, maar de knul achter jullie wel,’ reageer ik, terwijl de artiest met zijn ingecheckte studentenkaart terug komt gelopen.

Zonder problemen kunnen we op tijd vertrekken voor de rit naar Zwolle. Soms kan alles gewoon gemoedelijk gaan!

Getrokken
Het is een warme dinsdagavond en ik heb een reservedienst. Er zijn heel wat verstoringen op het spoor vandaag, dus ik had me voorbereid op een drukke dienst. Maar de bijstuurder van dienst hield me liever achter de hand voor serieuze problemen, zo meldde hij toen hij me belde om mee te delen dat er één trein was waar hij niets anders voor kon vinden en waarvoor hij mij in moest zetten. 

En dus sta ik in Amersfoort om terug naar Zwolle te gaan met de laatste trein van de dag, de Intercity naar Groningen Europapark, nadat ik een Intercity naar Amersfoort heb gebracht. Er zit een Groningse conducteur op deze trein en een Zwolse conductrice die net drie weken klaar is met haar opleiding. Gedrieën controleren we de trein. De Groningse collega moet halverwege de trein iemand een kaartje schrijven en de Zwolse collega treft een oudere man die niet heeft ingecheckt. Hij gaat maar wat graag de discussie met mijn collega aan. Tegen de tijd dat ik erbij kom, heeft ze hem het voordeel van de twijfel gegeven. Ik heb toevallig wat achtergrondinformatie over die situatie en weet dat de man mijn collega bij haar neus heeft, maar ze heeft haar keuze al gemaakt en dus kap ik de discussie die de man met een collega op de trein voor ons al aan was gegaan en wel even met ons wil voortzetten snel af. Anders wordt het oeverloos, zo had ik al begrepen.

We controleren de rest van de trein en ik kom bij een stelletje dat onderuithangt op een van de loungebanken. Ik zeg dat ik snap dat het meisje zo onderuitgezakt zit laat op de avond, maar ik vraag haar wel om haar schoenen dan even uit te trekken. Ze reageert vrolijk en vriendelijk en wenst me een fijne avond. Iets verderop tref ik een vaste klant met fiets, maar zonder kaartje voor zichzelf en zonder kaartje voor de fiets. Dus schrijf ik die nog even voor hem uit. De collega’s hebben dan de rest van de trein al gecontroleerd, waarna we naar het midden van de trein lopen en plaatsnemen in de eerste klas.

Net voordat we bij de IJsselbrug in Zwolle zijn, wordt de Groningse collega gebeld door de meldkamer. Aan zijn gezicht te zien is het een serieus belletje. 
‘De deuren moeten in Zwolle na aankomst dicht blijven op last van de politie. Er zou een stelletje in deze trein moeten zitten dat is weggelopen en waar ze naar op zoek zijn,’ vertelt de collega nadat hij heeft opgehangen. 
In gedachten gaan we met z’n drieën alle reizigers langs die we net tussen Amersfoort en Harderwijk hebben gecontroleerd. De enigen die een beetje aan dat signalement voldoen, zijn de jongen en het meisje dat haar schoenen op mijn verzoek uitdeed terwijl ze onderuithangt op de loungebank. Maar die gaven niet bepaald een signaal af dat ze weg zouden zijn gelopen. 
De Groningse collega roept om dat we in Zwolle aankomen en dat de deuren nog even gesloten blijven. 

Wanneer we langs het perron stilstaan, lopen er al wat collega’s van Veiligheid&Service op het perron. Ik trek de aandacht van een van hen door het raam en laat hem mij bellen. Zo summier als onze informatie is, zo summier is de informatie die hen heeft bereikt ook.
‘Het zou moeten gaan om een jongen van 18 en een meisje van 16,’ hoor ik de collega zeggen.
Ik kijk de collega’s die naast me staan aan en daarmee kunnen we eigenlijk dat stelletje dat ik in gedachten had al helemaal wegstrepen; ze zijn wel iets ouder dan dat. Over de telefoon hoor ik dan de naam van de knul waar ze naar zoeken, die komt al helemaal niet overeen met ons plaatje.
‘Maar er stapt nu vooraan een collega van ons in en achteraan ook,’ krijg ik te horen.
En zo lopen we uiteindelijk met 5 collega’s door de trein. Ik wijs ze het tweetal dat ik in gedachten had aan en we komen al snel tot de conclusie dat die het niet zijn. Dan krijgen de collega’s via hun oortje te horen dat de politie in aantocht is.
‘Zware vesten?’ hoor ik een van hen zeggen. Dan is het serieus.

We lopen door de trein naar de achterkant, zodat de politieagenten daar in kunnen stappen en de trein kunnen scannen. Daarbij passeren we wat wachtende reizigers op de balkons die de trein nog niet kunnen verlaten. Voor aankomst hebben we omgeroepen dat de deuren nog even gesloten blijven, na aankomst heb ik nog drie keer omgeroepen dat de deuren nog heel even gesloten blijven en dat de laatste aansluitingen zullen wachten, maar dat is kennelijk niet genoeg voor sommigen; een enkeling moppert dat hij moet wachten, maar er is één knul die het allemaal helemaal niks vindt. Die wil nog wel even verbaal de discussie aangaan, maar daar hebben wij helemaal geen tijd voor. 
‘Je moet nog heel even geduld hebben,’ zeg ik hem.
‘Maar dat heb ik niet,’ krijg ik ietwat opgefokt terug.
Tsja… Ik vermoed dat hij de politie over het perron zag lopen en er een beetje voor vreesde dat ze voor hem zouden komen.

Achteraan de trein komen de agenten ons al in de coupé tegemoet, met getrokken tasers, daarachter iemand met getrokken wapen.
‘Jullie weten waarover het gaat?’ vraagt de voorste agent.
Maar dat weten we dus eigenlijk niet. De agent vertelt dat het om een meerderjarige jongen gaat en een minderjarig meisje, waarbij hij gesignaleerd staat voor het dragen van een mes en/of ander wapen. Hij laat een foto zien van degene om wie het gaat. Ik kijk de collega’s met wie ik uit Amersfoort kwam aan; ik herken de knul zo niet. 
‘Was het niet die ene met die oranje bodywarmer?’ wordt dan gevraagd door een van de collega’s van V&S. We besluiten het aan de agenten over te laten. Zij lopen binnendoor elke coupé na, wij lopen buitenom via het perron. 

Elke coupé wordt uitgekamd door de agenten. Iedereen moet zijn handen laten zien, ook het stelletje op de loungebank. Zij vallen definitief af als verdachten in dit verhaal. Zodra de hele trein is gecontroleerd, worden alle deuren op verzoek ontgrendeld. De reizigers kunnen uit- en instappen, de agenten komen ook naar buiten. Ze hebben niemand aangetroffen die aan het signalement voldeed. Het bleek dus vals alarm.
‘Dat krijg je niet in je opleiding, of wel?’ vraagt de Groningse collega lachend aan onze relatief nieuwe collega.
‘Nee, dit zat er niet in,’ zegt ze lachend.
De trein vertrekt een kwartier later dan gepland. Maar iedereen kan veilig naar huis. Ik ook. Toch nog even spanning aan het einde van de dienst.

Rock bottom
Een zomerse zaterdagavond, het is warm genoeg om in korte mouwen te lopen, de zon gaat langzaamaan onder. Ik kom met een Sprinter richting Utrecht aan in Nijkerk. Reizigers stappen uit- en in, maar er is één meisje dat me opvalt. Ze loopt naar het paaltje om in- en uit te checken, maar ik weet zeker dat ze niet uit mijn trein komt. Ze kijkt me vanuit de verte een keer aan, houdt dan haar pasje voor de paal en zegt hardop:
‘Check-in geannuleerd? Kut, kut, kut.’
Waarna ze gehaast instapt. Deze situatie kan ik uittekenen, dus ik start het vertrekproces en sluit daarna mijn eigen deur. Zoals ik al had verwacht, komt ze binnendoor naar me toegelopen. Nog voor ze wat uit kan leggen, zeg ik rustig:
‘Ga je het in Amersfoort Vathorst zo nog een keer proberen?’
Daarmee overval ik haar een beetje, want ze was al ingesteld om uit te gaan leggen wat er is gebeurd.
‘Euh, ja, oké. Het was even een stressmomentje,’ hoor ik haar nogal gehaast zeggen.
‘Lukt het allemaal een beetje?’
‘Ja, enorm,’ zegt ze heel erg cynisch, terwijl ze haar duim opsteekt en er heel voorzichtig een grimas bij trekt.
Natuurlijk gaat het niet goed met dit meisje; ze is enorm gehaast en aan het gedoe met het paaltje op het perron kon ik al zien dat ze er met haar hoofd niet bij is.
‘Niet dus,’ concludeer ik.
‘Nee, ik ben net door mijn moeder het huis uitgezet,’ zegt ze.
‘En waar ga je nu naartoe?’ vraag ik, niet omdat ik wil weten waar ze heengaat, maar wel of ze een plan heeft.
‘Naar Enschede, ik ga bij vrienden wonen. Daar woonde ik eigenlijk al, maar nu is het schijnbaar definitief.’
‘Dus het gaat prima!’ zeg ik, net zo cynisch als ze zelf reageerde.
‘Nou, inderdaad.’
Het huilen staat haar duidelijk dichter dan het lachen. 
‘Het was al niet veel, ik had mijn vrienden aan de telefoon terwijl ik ruzie had met mijn moeder en schijnbaar heb ik zo hard geschreeuwd dat ik door de geluidsbarrière ging.’
‘Nou, dat is toch iets!’
Ze knikt meewarig en steekt haar duim nog eens op met dezelfde grimas op haar gezicht.
‘Ik zat al in de GGZ, dat had je vast al gezien,’ zegt ze, doelend op de wonden die ze op haar arm heeft overgehouden aan automutilatie. ‘Mijn moeder zei dat ik daar afspraken heb en dat ze me dus niet meer wil zien.’
Ze zucht een keer.
‘Maar gelukkig heb ik goede vrienden…’
‘Dat is toch positief.’
‘… en een vriendelijke conducteur die me zo alsnog in laat checken.’
‘Joh, dit is wat ze “rock bottom” noemen, lager dan dit ga je niet komen. Vanaf hier kan het alleen nog maar omhoog. Straks zakt de adrenaline, denk je weer wat helderder en valt het kwartje wat er allemaal gebeurd is. Gewoon blijven ademen, dan komt alles goed.’
‘Dat hoop ik.’

Ondertussen komen we aan in Vathorst. Ze wandelt richting het paaltje, stapt in en komt langzaam teruggelopen.
‘Als je zo meteen overstapt, ga dan op een rustig plekje ergens achterin de trein zitten, even bij de mensen vandaan. Neem even de tijd voor jezelf. Ik geef je een zakdoekje, die is niet voor nu, maar voor straks als de tranen komen. En daar is niks mis mee.’
Ik heb wel met haar te doen en dus wijs ik haar een plekje aan in de eerste klas. Even geen anderen er omheen en heel even in haar eigen wereldje.

Zodra we aankomen in Amersfoort en ze uitstapt om over te stappen op de trein richting Enschede, wenk ik haar nog even bij me.
‘De volgende keer dat ik je zie, gaat het een heel stuk beter met je. Sterkte.’
‘Dankuwel.’
De tranen staan nog steeds klaar om op te komen wellen, maar ze houdt zich duidelijk nog even groot. Ik hoop dat ze een stil plekje weet te vinden in de trein naar Enschede en dat die trein haar naar een betere plek brengt om nu te zijn. De rest komt dan vanzelf wel.

Bacterie
Als conducteur moet je soms maar net weten waar een reiziger het over heeft. Sommige mensen vertellen verhalen waar je na drie zinnen al aardig in de gaten hebt dat iemand verward is en een kletsverhaal ophangt. Zo’n gesprek waar de details al snel niet meer bij elkaar te brengen zijn. Soms duurt het een heel gesprek voor je het in de gaten krijgt. 

Het is zaterdagmiddag en we komen het station van Bilthoven binnengereden met een sprinter naar Utrecht. Ik loop naar de deur voor het vertrekproces en zie dat er een oudere dame bij de rechterdeur staat. Het perron is zo meteen echter aan de linkerkant en dus wijs ik de vrouw daarop.
‘U kunt het beter aan deze kant proberen, hoor.’
Ze kijkt me even aan en ziet in dat ze inderdaad aan de verkeerde kant staat te wachten.
‘Ja, u heeft gelijk.’
‘U mag het proberen, hoor, maar dat is zo klimmen.’
‘Nee, we gaan naar de bacterie toe,’ krijg ik terug.
Oh jee, wat heb ik nu weer in mijn trein?
‘Vitens heeft gezegd dat het drie dagen gaat duren, dus we kunnen nog wel even,’ praat ze verder.
Vitens is de naam van het waterbedrijf dat ook bij mij thuis in de regio het water verzorgt. Het duurt dan nog een seconde voor bij mij het kwartje valt; er is vandaag groot in het nieuws dat het water in de regio Utrecht verontreinigd is en mensen wordt aangeraden het leidingwater niet zomaar te drinken en water eerst te koken.
‘Maar u heeft vast wel een waterkoker,’ opper ik zodra ik door heb waar de vrouw het over heeft.
‘Ik heb waterflessen ingekocht. En inderdaad, ik heb ook wel een waterkoker.’
Ze stapt de trein uit, ik wens haar succes. Terwijl ik naar het midden van de trein loop schiet ik in de lach; je moet af en toe echt maar net weten waar iemand het over heeft…

Conducteur Mike

Feestdagenactie: Bestel ‘Dagboek van een conducteur’ in de maand november 2025 hier en betaal binnen Nederland geen verzendkosten!