Dagboek van een

conducteur

Lucifer
Het is een donderdagavond wanneer ik met een DDZ vanuit Groningen ben vertrokken als Intercity naar Den Haag. Ik ben aan het controleren en kom beneden in de eerste klas. Daar komt een meisje me tegemoet met een bakje pasta van de Julia’s, die haar chipkaart geeft en vraagt naar het dichtstbijzijnde toilet. Die is op het balkon achter me, waar ik haar naar verwijs. Van datzelfde toilet komt net een man. Ik houd de glazen tussendeur voor hem open, groet hem en vraag hem om zijn kaartje.
Hij komt de coupé binnen, kijkt naar de koffer die ter hoogte van de loungebank staat en roept ineens door de coupé:
‘Wie heeft er aan mijn koffer gezeten?’
Op het stuk waar we net over gereden zijn zitten er een aantal bochten in het spoor, dus ik vind dat een aparte aanname.
‘En daarom ben ik Lucifer!’ roept hij mij vervolgens toe, vanaf een meter afstand, terwijl hij zijn armen spreidt.
‘Ja, mooi, maar ik vroeg naar je kaartje,’ onderbreek ik hem voor het gemak maar even. Mijn onderbuikgevoel vertelt me dat ik hier maar eens op moest passen en dat ik bij deze man kordaat moet zijn. Hij laat uiteindelijk een Uitstel van Betaling zien, een vandaag voor hem uitgeschreven retour van Amsterdam naar Groningen. En eerste klas. Ik zet een stempeltje op zijn vervoerbewijs en geef hem terug. Hij is weer redelijk kalm. Ik controleer verder.

Een paar stoelen verderop in de eerste klas zit een oudere dame. Ze geeft haar chipkaart en vertelt er op zachte toon bij:
‘Die meneer daar,’ zegt ze zachtjes, terwijl ze wijst naar de vreemde man, ‘stond in Groningen al door het raam heel raar tegen mij te doen. Ik vind het niet zo prettig.’
Daarmee geeft ze een signaal. Daar moet ik iets mee, maar ik heb die man ook nog binnen gehoorsafstand. Ik besluit de vrouw te vertellen:
‘Ik heb verderop nog een andere eerste klas, dat is het beste dat ik op dit moment voor u kan doen.’
De vrouw kijkt me wat hulpeloos aan. Ik besluit door te lopen.

Intussen merk ik dat de man achter me richting de vrouw loopt.
‘Ik hoor het wel, hoor!’ hoor ik hem tegen de vrouw zeggen op licht agressieve manier.
Ik doe alsof ik het niet hoor, ik doe alsof ik het niet zie en ik loop de coupé uit naar de tweede klas. Daar controleer ik verder en intussen houd ik via de reflectie in de ramen in de gaten wat er in de eerste klas achter me gebeurt, daar kalmeert de situatie gelukkig alweer wat. Zodra ik de tweede klasse heb gecontroleerd, bel ik de Meldkamer. Ik weet dat V&S een actie heeft in Assen en er in groten getale aanwezig is. De meldkamer neemt de melding aan en zal V&S sturen.

Kort erna komen we aan in Assen, waar de collega’s van V&S op me afstappen. Ik draag de situatie over, waarna ze met me besluiten dat de man de trein uitgehaald zal worden. Dreigementen uiten aan reizigers past nu eenmaal niet binnen de huisregels van NS. 
De man komt heel verbaasd over wanneer ik hem vertel wat er net gebeurd is en wat hij heeft gedaan.
‘Oh, maar dan ga ik die mevrouw mijn excuses aanbieden,’ horen we hem zeggen. Ik overleg met de collega’s dat hij daarnet echt volledig anders reageerde op alles. Er mankeert iets aan deze man, hij komt op mij ernstig verward over. Met heldere momenten tussendoor.
Het kost wat overredingskracht, maar de man werkt uiteindelijk mee en begint met de nodige moeite zijn koffer, die hij kennelijk in de tussentijd open had gemaakt, dicht te ritsen door er bovenop te gaan zitten. Het geheel duurt nogal voordat hij de trein uit is, dus met zes minuten vertraging rijden we uiteindelijk Assen uit. 

Eerst roep ik om voor de reizigers dat we zes minuten te laat zijn vertrokken en waarom. En daarna stap ik de eerste klas in om naar de vrouw toe te lopen.
‘Ik kom even naast u zitten, vindt u dat goed?’ vraag ik haar. Ze vindt het prima.
‘Ik wil graag even aan u uitleggen waarom ik in deze situatie bepaalde keuzes heb moeten maken en u in eerste instantie misschien het gevoel heb gegeven dat ik u niet helemaal serieus nam,’ begin ik het praatje. ‘Sorry daarvoor.’
De vrouw blijkt niet gek en zegt vriendelijk:
‘Ik denk dat u ervoor koos om het zoveel mogelijk in de hand te houden.’
Dat heeft ze goed in de gaten. 
‘Ik denk ook dat ik dat wel begreep, hoor. Daar hoeft u geen sorry voor te zeggen,’ gaat ze verder.
Gelukkig, dat maakt het een heel stuk gemakkelijker om uit te leggen. Als ik ter plekke de discussie aan was gegaan met de man of als ik de vrouw heel erg opzichtig gelijk had gegeven dat de situatie niet oké was, had het inderdaad wel eens heel anders kunnen gaan. Dat is wat mijn onderbuikgevoel me vertelde.
‘Ik vond het wel een beetje eng, hoor,’ zegt ze op enig moment in het gesprek. En dat snap ik wel.
‘Maar ik dacht ook: er zitten andere mensen om mij heen, die helpen me ook wel. Je moet altijd het goede van de mens in blijven zien.’

Ik noteer de gegevens van de vrouw om aan onze afdeling Nazorg te geven. Die afdeling neemt na een tijdje contact op met reizigers die in een vervelende situatie terecht zijn gekomen en waarvan de gegevens bekend zijn. Even informeren hoe het gaat, of ze nog iets voor de reiziger kunnen doen. En ik geef haar digitaal een koffiebon om bij de Kiosk iets te gaan halen. Niet dat dat de oplossing is in een situatie als deze, maar het kan net het verschil maken.
‘Ik maak deze reis veel, ik ga wekelijks op bezoek bij mijn 100-jarige moeder,’ vertelt ze uit zichzelf wanneer ik over de koffiebon ben begonnen en dat ze die op deze of misschien een volgende reis kan gebruiken om wat lekkers te halen.
‘Dankuwel dat u even de tijd voor mij heeft genomen en bij me bent komen zitten, dat waardeer ik heel erg,’ zegt ze bij het afscheid. Gelukkig heb ik toch iets voor de vrouw kunnen betekenen.

Ik controleer de rest van de trein en kom in de achterste eerste klas bij twee reizigers. Ik kondig aan dat ik de vervoerbewijzen kom controleren en de man zegt lachend, verwijzend naar mijn omroep:
‘Die hebben we en gaan we u geven, want ik hoor net dat jullie ons anders uit de trein verwijderen.’
Ik lach voor de vorm mee, grap dat ik anders het raam open moet doen en er weer mensen doorheen moet drukken.
Deze mensen hebben geen idee wat er zich een paar coupés verderop heeft afgespeeld.

In de achterste cabine geef ik vervolgens de gegevens door van de vrouw, maak ik een agressiemelding over deze situatie en bel ik de collega die in Zwolle aan de overzijde van het perron met de Intercity richting Schiphol zal vertrekken met de vraag of ze nog heel even wil wachten op onze aankomst. Ik heb nogal wat koffers gezien tijdens mijn ronde en we komen aan op hun vertrektijd. De machinist rijdt er onderweg drie minuten vertraging uit, de reizigers halen hun aansluitingen allemaal in Zwolle.

Bos
Ik loop een serviceronde door een Sprinter tussen Amersfoort en Utrecht en ik zie in mijn ooghoek op een lege tweezitter iets liggen. Het blijkt een bos bloemen, een grote bos en ook nog mooi. Er zit niemand in de buurt en dus neem ik de bos mee. Ik wandel door de trein en krijg hier en daar een verbaasde blik. Alsof ik iemand ga verrassen met deze bloemen en ze stiekem hopen dat ik bij hen zal stoppen. 

Na aankomst in Utrecht maak ik een praatje met de Zwolse machinist die met me naar Utrecht is gereden en nu weer teruggaat. We nemen afscheid en ik loop naar het verblijf. Niet lang nadat ik met een Groningse conductrice aan tafel zit te praten, gaat mijn telefoon. Het is de Zwolse conducteur die met de Sprinter terug naar Zwolle gaat.
‘Mike, ik zag je net lopen met een bos bloemen en nu staat hier iemand…’
‘En die is zijn bloemen kwijt!’
‘Ja, waar ben jij?’
We spreken af dat ik de reiziger zal treffen bij de AH to Go in de stationshal.
‘Hij heeft een blauw shirt aan zoals dat van ons. En groene schoenen!’
Niet lang daarna overhandig ik de bos aan de man.
‘Bedankt!’
‘Je hebt geluk, dit is bederfelijke waar, die mogen wij niet inleveren…’
‘Serieus? Wordt het dan gewoon in de container gegooid?’
‘Daar komt het wel op neer, ja.’
‘Dan zeker bedankt!’
Kennelijk was de waarde van de bloemen groter dan ik dacht; hij was in Amersfoort uitgestapt en daarbij de bloemen vergeten, waarna hij speciaal naar Utrecht is gereisd en hier nu naar die trein gelopen om ze alsnog op te halen. Ze blijken speciaal voor zijn ouders te zijn. Hij had ze beter meteen mee kunnen nemen…

Oma
Het is dinsdagmiddag, midden in de zomervakantie. Zoals gebruikelijk is het dan een stuk rustiger in de trein en kan ik wat meer de tijd voor de reizigers nemen dan anders. Ik ben onderweg met een Sprinter van Utrecht richting Den Haag, waar we door werkzaamheden niet naar Centraal maar naar station Hollands Spoor rijden. Ik heb de trein net gecontroleerd wanneer we in Gouda aankomen. Daar staat de machinist die de trein overneemt van de Amsterdamse machinist die me naar Gouda heeft gereden. Naast hem staat een klein, oud vrouwtje met haar trolley.
‘Collega, spreek jij Duits?’ is zijn eerste vraag. Zeker dat ik dat spreek, dus ik wend me tot de Duitse dame.
‘Nou, ik heb een probleem,’ begint ze in het Duits te vertellen. Ze is onderweg naar Den Haag, waar vrienden haar op komen halen, maar door de werkzaamheden komt ze dus niet op Centraal. Een telefoon heeft ze niet bij zich, laat staan een nummer waarop ze die vrienden zou kunnen bereiken.
‘Je collega heeft gezegd dat ik het beste met deze trein mee kan gaan,’ zegt ze als laatste, in de hoop dat er dan een oplossing komt.
‘Dat kunt u het beste wel doen, ja, reist u eerste of tweede klas?’
‘Tweede.’
‘Nou, in deze trein eerste, komt u maar mee.’
Een beetje overdonderd door wat ik zeg, stapt ze in, met haar blauwe trolley achter haar aan. Ik wijs haar de eerste klas, waar ze plaatsneemt.
‘Als u hier rustig blijft zitten, gaan we het zo meteen allemaal eens regelen.’
Ik zie buiten op het perron de afstappende Amsterdamse machinist staan, een bekende van me. Ik loop naar hem toe en begin over ‘oma’ te vertellen.  
‘Ja, ik hoorde het al van de collega.’
We kletsen nog even wat, nemen nog een gezamenlijke foto en dan afscheid.

Na vertrek neem ik plaats in de eerste klas bij oma, aan de overzijde van het gangpad. 
‘Vertelt u uw verhaal eens,’ begin ik het gesprek. En daar zat ze duidelijk op te wachten. Deze Keulse dame heeft een gezonde dosis levenszin en bijbehorende humor. Dat past mij wel.
‘Ik ben vanmiddag om half drie vertrokken uit Keulen, pünktlich.’
Ik speel alsof ik verbaasd ben.
‘Wat, Deutsche Bahn? Pünktlich?’
Ze schiet in de lach en begint te knikken, alsof ze me moet overtuigen. Ze vertelt ronduit over dat ze twee keer per jaar naar Nederland komt.
‘Dan brengt mijn zoon me met de auto. En dan ga ik tussendoor nog een keer zelf met de trein naar huis op en neer zoals nu.’
Een hele wereldreis voor deze dame, die ik in de 80 schat. 
‘En nu gaat alles weer helemaal anders.’
Ze verandert van toon en vraagt heel voorzichtig:
‘Ik moet naar Loosduinen, maar kan ik daar wel komen vanaf dat andere station?’
Daar heb ik al snel een antwoord op; buslijn 26 rijdt daar elk kwartier rechtstreeks heen. Dat stelt haar al een beetje gerust. 
‘Maar hoe betaal ik dan? Ik heb alleen maar cash bij me.’
En daar stuiten we op het daadwerkelijke probleem dat mevrouw eigenlijk heeft; dat andere station waar ze terecht komt, dat zal wel, maar hebben ze daar ook voorzieningen om op haar bestemming te komen?
Er zit een vrouwelijke collega in de eerste klas, op weg naar Zoetermeer om naar huis te gaan. Die helpt graag, maar haar Duits is kennelijk te mager om het hele gesprek mee te krijgen. 
‘De servicewinkel van HTM? Dat zal wel tot 19 uur zijn…’ is haar antwoord op mijn vraag tot hoe laat die open zijn. Een blik op de site van HTM bevestigt dat. En wij komen 9 minuten daarvoor aan…
‘Gaat dat wel lukken dan? Hoe moet ik het anders doen?’ vraagt de dame. Niet dat ik het idee heb dat ze heel erg in paniek is, sterker nog: ze maakt met haar handen wegwerpgebaren en lacht er volop bij. Wat een leuk mens.

Ik vraag haar of ze een bankpas heeft. 
‘Ja, thuis.’ In Keulen, dus.
‘Een OV-chipkaart?’
‘Daar hebben ze wel eens iets over gezegd, maar daar moet je geld op zetten. En ik weet dus niet of dat geld dan weg is wanneer ik dan weer terugkom.’
‘Nee, natuurlijk niet. Die kaart is 5 jaar geldig, het geld dat u erop zet ook.’
Ze kijkt me onderzoekend aan.
‘Hm, mij hebben ze wat anders verteld. Dan ben ik verkeerd geïnformeerd.’
‘Nog gemakkelijker is het met uw bankpas: u checkt in en uit…’
‘En weg is mijn geld!’ zegt ze lachend. ‘Mijn bankpas werkt toch niet in het buitenland,’ zegt ze vervolgens stoïcijns.
Zowel de collega als ik gaan daar tegenin.
‘Zo denken mijn ouders ook,’ vertel ik de collega in het Nederlands. ‘Bankpassen en apps…’
Ik snap de vrouw dus wel; voorzichtig met haar geld, voorzichtig met pasjes.
‘En met zo’n pas houd je helemaal niet bij wat je allemaal uitgeeft,’ zegt ze vervolgens stellig. En ook daar heeft ze natuurlijk wel een beetje een punt. Nee, dit dametje ga ik niks wijsmaken.
‘Vroeger maakte ik deze reis met de auto. Maar toen mijn man zeventien jaar geleden overleed, ben ik daarmee gestopt. Ik heb wel een rijbewijs, zie je, maar dat ging me allemaal veel te snel. Nee, tegenwoordig neem ik de trein.’
‘En dat is toch prima?’
‘Ja, gaat helemaal goed. Vroeger toen ik nog een kind was namen mijn ouders me ook al met de trein mee naar Nederland.’
‘Wij hebben zee.’
‘Nou en of! En wel meer nog! Nu komen mijn kinderen me hier elk jaar opzoeken met de kleinkinderen. Nou ja, klein…’ Ze houdt haar hand boven haar hoofd.
Ze mijmert een beetje weg in haar herinneringen.

Langzaamaan komen we in de buurt van Den Haag. De collega stapt uit in Zoetermeer en de reisinformatie van de Sprinter die ik bij me heb is statisch en weet niet dat we naar Den Haag HS gaan, dus staat er op alle schermen dat we tot Voorburg rijden. Dat klopt ook, alleen slaan we daarna nog linksaf naar Hollands Spoor. En dus roep ik dat nog weer uitgebreid om, terwijl oma kalmpjes op hete kolen begint te zitten; gaan we die balie van de HTM wel op tijd bereiken?
Zodra we aankomen op Hollands Spoor, heb ik haar al verteld dat ik samen met haar naar de balie loop. Daar is ze al blij mee. Maar haar tempo ligt natuurlijk een stuk lager dan dat van mij, dus ik neem in ieder geval de trolley van haar over. Die weegt een ton; hoe ze dat ding in haar eentje voortgesleept krijgt is me een raadsel.
‘Wat heeft u erin zitten? Uw kinderen?’
‘Mijn eten,’ reageert ze lachend. ‘Dingen die jullie hier in Nederland niet hebben.’
‘Dus dat moet snel in de koelkast?’
‘Er zitten ijspakken bij, hoor,’ knipoogt ze.
Ik laat de machinist via de portofoon weten dat ik even met de vrouw naar het loket loop, mocht het te lang duren of hij me niet zien, dan weet hij waar ik ben.
We stappen de lift in, maar er staat ook nog een dame met een fiets achter ons te wachten.
‘Komt u maar, hoor,’ wenk ik haar.
‘Oh, dankuwel.’
‘Past dat wel?’ vraagt de Duitse vrouw. 
Met wat passen en meten wel; ik moet mijn benen iets uit elkaar zetten, zodat het voorwiel van de fiets ertussen past, maar alles is binnen. De Duitse vrouw begint te lachen zodra ze me ziet staan met dat wiel tussen mijn benen.
‘De Nederlandse oplossing,’ lach ik haar toe.
‘Könnte Kölsche sein,’ lacht ze hardop terug. ‘Alles is tegenwoordig allemaal zo serieus…’ zegt ze, terwijl de lift naar beneden zakt.
En dat ben ik met haar eens.

We lopen, voor de vrouw haar doen, snel naar de servicebalie van de HTM. Er staat een vrouw voor ons aan de balie. Ik pak in de tussentijd uit het wandrek een lijnfolder van lijn 26, die ik aan de vrouw geef.
‘Oh ja, dat is wel handig. Van lijn 24 heb ik die al.’
De vrouw voor ons doet nogal lang over de vragen die ze heeft, duidelijk tot ongenoegen van oma. Die zucht een paar keer lekker overdreven en hoorbaar, waardoor ik in de lach schiet.
‘Sjongejonge, stuur dat mens eens weg!’ zegt ze, gelukkig in het Duits.
Deze vrouw had familie van me kunnen zijn, met haar heerlijk droge humor.
Zodra we dan aan de beurt zijn, vraag ik om een kaartje naar Loosduinen, die cash betaald wordt. De lokettiste wijst naar de vrouw die voor ons aan de beurt was en zegt zachtjes:
‘Die mevrouw is niet helemaal goed.’ 
Die indruk had ik al een beetje gekregen; ze bleef maar vragen stellen en het gezicht van de lokettiste had ook al wel wat weggegeven. 
Maar waar het om ging, hebben we geregeld: de vrouw heeft met haar cash geld een kaartje kunnen kopen voor de bus.
‘Ik ben blij dat ik jou ben tegengekomen. En je collega, want ik ben hier heel erg mee geholpen.’
‘Dat is graag gedaan.’
‘En nu?’
‘Buslijn 26 vertrekt hier voor de deur, u hoeft alleen de borden maar te volgen. Daar kan ik u niet mee helpen, want mijn trein moet nu vertrekken.’
Ik geef haar loodzware trolley weer terug en neem afscheid.
‘Tot de volgende keer, je weet maar nooit wanneer!’ grapt ze tot slot. En terwijl ik richting de poortjes en de trein loop, zie ik haar wegsjouwen richting de bus.

Bij de trein breng ik de machinist nog snel even op de hoogte.
‘Ze stond daar met een jonge knul die helemaal geen Duits kon en met handen en voeten bezig was dingen uit te leggen,’ vult hij de rest van het plaatje in.
‘Ja, ze was blij dat ze jou tegenkwam,’ vertel ik hem.
‘En ik was blij dat jij haar over kon nemen.’
En weer verlaat een tevreden klant het pand. Wat een wereldreis voor zo’n dame.
Wij vertrekken weer met de Sprinter richting Utrecht en Den Bosch, vol met andere reizigers die aan hun reis beginnen. Waarschijnlijk wat minder inspannend dan die van de Duitse oma.

Conducteur Mike