Dagboek van een

conducteur

Vakantie
Het is laat op maandagavond en ik houd ingangscontrole bij de laatste Intercity van de dag van Groningen naar Zwolle. Het is erg rustig en mijn Zwolse machinist staat met me in de deuropening van de ICM te keuvelen, in afwachting van de reizigers. Een knul komt vragen, met zijn bankpas in de hand:
‘Moet ik inchecken?’
Ja, natuurlijk moet hij inchecken… Ik verwijs hem naar de paaltjes aan de andere kant van het station, waar hij naartoe rent.
In de tussentijd komen er twee dames aangelopen met twee koffers achter zich aan. We kunnen ze al van een afstandje aan zien komen en we grappen tegen elkaar dat die nu niet meer op Schiphol gaan komen.
‘Misschien reizen ze wel naar Zwolle?’ oppert de machinist jolig.
‘Tuurlijk, met een koffer,’ argumenteer ik meteen dat idee weg.
Zodra ze bij ons zijn en ik ze naar hun kaartjes vraag, steekt de oudere dame meteen van wal.
‘We gaan naar Schiphol,’ zegt ze, terwijl de jongere dame haar chipkaart door me laat scannen.
‘Maar daar gaat u op dit tijdstip niet meer per trein komen, in Zwolle rijden er geen treinen meer,’ vul ik maar vast in.
‘Dat zien we dan wel weer, we hebben onze trein gemist, ziet u. We gaan naar Suriname.’
Ik controleer ook haar kaart en zeg dat ik nog wel even voor ze wil spieken wanneer de eerste trein gaat.
‘Als u dat wilt doen, graag,’ zegt de jongere vrouw.
Terwijl ik dat opzoek, slepen de Surinaamse dames de ogenschijnlijk zware koffers de trein in, met wat hulp van mijn machinist
‘Om 04.50 uur gaat de eerste trein, dan bent u om 06.22 uur op Schiphol.’
De dames bedanken me en gaan zitten.
Ondertussen is de knul met de bankpas ook heen en weer gerend naar de paal. Hij geeft me zijn bankpas, die niet is ingecheckt, omdat OV-Pay is geblokkeerd. Dat gebeurt wanneer er wel gereisd is, maar er geen bedrag van de rekening kon worden afgeschreven. Dat vertel ik hem, waarna ik vraag waar hij naartoe moet. Het antwoord is Assen, dus ik verwijs hem naar de laatste Sprinter die over een kwartier vertrekt. Dan heeft hij alle tijd om nog wat te regelen.
‘Je kunt ook een kaartje online kopen,’ oppert de servicegerichte machinist.
‘Maar mijn telefoon is leeg…’ krijgen we te horen. En dus verwijs ik hem naar de Albert Heijn op het station om een oplader te kopen. Hij sloft weg, ik laat de trein vertrekken.

Na vertrek wandel ik door de trein. Ik kom meteen aan het begin de twee dames tegen. 
‘Komen jullie eruit?’ vraag ik voor de zekerheid.
‘U zei dat we om half zeven op Schiphol zijn?’
‘Dat klopt. Hoe laat vliegt u?’
‘08.40 uur, naar Suriname. En je moet er drie uur van tevoren zijn,’ legt de oudere dame uit. 
Vanuit mijn historie in de luchtvaart weet ik dat ze met de eerste trein het ook wel gaan halen.
‘Maar er staan altijd zulke lange rijen, mam,’ piekert dochterlief hardop.
‘Het is januari, ik denk dat het wel mee zal vallen hoor,’ probeer ik haar een beetje gerust te stellen.
‘En we gaan vragen aan een taxi wat het kost,’ zegt de moeder.
‘Reken op minstens 250 euro,’ waarschuw ik haar.
‘Tsja, het vliegticket omboeken is duurder. Die was 1400 euro, en anders moet ik vier uur op het station lopen,’ reageert de vrouw opvallend doelgericht, terwijl ze haar voet optilt om te laten zien dat ze op open sandalen loopt. Ze heeft haar beslissing allang gemaakt; ze gaat dat vliegtuig halen.
Dan begint ze uit te leggen:
‘We wonen in Delfzijl, weet u. En we waren al bij de trein en toen belde haar zoon dat ik mijn telefoon thuis had laten liggen. Dus we zijn teruggegaan, maar die trein rijdt ’s avonds maar een keer per uur. Dus toen hebben we de laatste trein gemist. We hadden de bus moeten nemen, maar zij zei: “Mam, die bus rijdt weg”. En die bus gaat natuurlijk niet wachten.’
Het is een spraakwaterval, maar ik snap heel goed dat de vrouw haar verhaal even kwijt moet.
‘Dus nu hebben we de laatste trein gemist. We gaan die taxi vragen.’
Ik wens ze in ieder geval een fijne reis toe, want vanaf hier kan ik niet zoveel meer voor ze betekenen.
‘U bent zo vriendelijk. U toont even interesse, dankuwel, hoor,’ krijg ik te horen.
‘Ik snap de situatie heel goed. Achteraf heeft u een mooi verhaal om te vertellen, maar nu voelt dat natuurlijk niet zo fijn. Ik wens u een fijne reis.’
Ik neem afscheid en vervolg mijn weg.

In Zwolle aangekomen lopen de vrouwen naar de lift, terwijl ik de trein controleer op achtergebleven reizigers, waarna ik de trein afsluit. Met de machinist loop ik de trap af en zien we de vrouwen door de tunnel lopen, op zoek naar de taxi. Aangezien hij het verdere verhaal niet heeft gehoord, licht ik de machinist in over wat de dames me onderweg verteld hebben.
‘Tsja, dat is niet handig,’ reageert hij.
Ter hoogte van de poortjes halen we de dames in. Ik help de moeder door de poortjes, aan de andere kant staat haar dochter al bij een man die kennelijk het ontvangstcomité vormt.
‘We hebben een kennis gebeld, die is heel vriendelijk en brengt ons naar Schiphol. Hij heeft ochtenddienst, maar hij wil ons toch wegbrengen,’ vertelt de moeder.
‘Het is familie,’ verduidelijkt de dochter.
De man krijgt een knuffel en een kus van moeder, waarna hij aanbiedt haar koffer mee te nemen. Maar dat slaat de vrouw direct af. De man kijkt me lachend aan.
‘Vrouwenpower,’ knipoogt hij erbij.
‘Als hij niet had gekund, hadden we het jullie gevraagd,’ zegt de moeder ineens tegen me. ‘Dan hadden we netjes betaald, maar jullie hebben toch tijd, want jullie hebben avonddienst en dus in de ochtend niks.’
‘Dat was een back-up plan geweest, ja,’ glimlach ik maar terug. ‘Maar ook als wij er niet waren geweest had u het wel geregeld, dat heb ik al wel door!’
Ik krijg van haar dochter een veelzeggende blik. Ik ken de term regelneef, die is op mijzelf nogal eens van toepassing, maar dit is regeltante; die had hier echt niet vier uur lang op het station rondgescharreld.
Ik vraag, terwijl we richting de uitgang lopen, hoelang ze op reis gaan.
‘Drie weken. Ik heb daar een zus,’ vertelt de vrouw. ‘Maar jullie zijn zo lief, jullie nemen de tijd voor ons!’ 
Kennelijk valt de beperkte service die we haar kunnen bieden in goede aarde.
We nemen afscheid, ik wens ze nog een fijne reis, waarna onze wegen zich scheiden. Zij gaan op weg naar de gecharterde auto die ze naar Schiphol brengt, wij naar de auto die ons naar huis brengt.
‘Zei ze nou dat je lief was?’ vraagt mijn machinist gekscherend zodra we buiten gehoorsafstand zijn.
‘Ik ben blij dat jij het ook hebt gehoord!’ lach ik terug, terwijl we om tien voor een het station uitlopen.

Dat er om 8 uur alweer een monteur voor de cv-ketel bij me voor de deur staat heb ik maar niet verteld…

Wisselstoring
Het is een ijskoude maandagavond in februari en alleen de allerlaatste Sprinter van de dag van Leeuwarden naar Zwolle staat nog op mijn dienstkaartje. Twee treinstellen SNG en een handjevol reizigers vergezellen mijn machinist en mij op weg naar huis. De reizigers hebben allemaal een geldig vervoerbewijs en het belooft een rustige rit te worden.

Tot we in Akkrum komen en de machinist de deuren niet ontgrendeld. Wanneer ik hem via de portofoon vraag dat te doen, reageert hij met:
‘Oh sorry, ik dacht dat ik dat al gedaan had. Ik hang net op met de treindienstleider die me vertelde dat er een wisselstoring is net voorbij Akkrum en dat we nu nog niet verder kunnen.’
Ik meld hem dat ik wel even naar hem toe kom.

Vanuit de voorste cabine zien we het rode sein 120 in de verte. Daar net achter ligt een wissel dat niet ‘in controle’ komt en dus niet door de treindienstleider bediend kan worden. En zolang dat wissel niet goed ligt, kan het sein niet groen worden en kunnen wij niet over dat wissel rijden.
We staan al hardop te bedenken wat de alternatieven zijn, verschillend van terug naar Grou-Jirnsum en daar naar het andere spoor om dan alsnog naar Heerenveen te kunnen of erger nog: helemaal terug naar Leeuwarden en dan met een taxi… Maar de treindienstleider heeft nog een andere optie in de aanbieding:
‘Ik geef je een rijweg richting Grou en dan kun je achter de inrijder van Akkrum ombouwen en dan via spoor 1 nog eens proberen,’ hoor ik de treindienstleider via de telefoon aan mijn machinist mededelen.
‘Dat klinkt mij als een beter idee dan helemaal terug naar Leeuwarden,’ knikt mijn machinist mij toe, terwijl hij dat antwoordt aan de treindienstleider. 
Ik roep vervolgens om naar de reizigers dat we door een wisselstoring niet verder kunnen richting Heerenveen, maar dat we een stukje terug richting Grou zullen rijden, om dan via het andere spoor alsnog richting Heerenveen te gaan.
En zo geschiedde.

De machinist loopt terug naar de achterkant van de trein om de trein daar op te starten, toestemming vragen en krijgen van de treindienstleider, een paar honderd meter terug richting Grou rijden tot de hele trein voorbij het laatste sein 134 gereden is dat voor het perron van Akkrum staat, de machinist keert vervolgens weer terug naar de voorkant van de trein, om de trein daar weer opstarten en vervolgens met toestemming van de treindienstleider terug naar Akkrum rijden, waar net voor het station nog een wissel naar rechts ligt. Via het perronloze zijspoor met nummer 441 rijden we vervolgens naar het wissel dat ons niet via spoor 2 wilde laten vertrekken en vervolgens kunnen we alsnog naar Heerenveen. Maar door de hele situatie komen we daar wel met 21 minuten vertraging aan.

Onderweg naar Zwolle kunnen we met sportief rijden en korte stops daar nog wat van afsnoepen, maar de totale schade blijft uiteindelijk steken op 18 minuten vertraging. Maar dat is altijd nog beter dan dat de trein helemaal niet verder kan en er bussen geregeld moeten worden voor de reizigers. Gelukkig lag dat zijspoor er als alternatief. Maar ja, als dat zijspoor er niet gelegen had, dan had dat wissel dat in storing lag er ook niet gelegen… Een beetje dubbel, dus.

Retour afzender
Het is vrijdagavond en ik loop door het nog lege treinstel waarmee ik straks van Schiphol naar Zwolle rijd als laatste Intercity van de dag. De trein staat nog op het opstelterrein van Hoofddorp, waar het stel is binnengekomen als Intercity vanuit Groningen. Ik ben onderweg naar de machinist om even met elkaar te spreken en de portofoonverbinding te testen. Ik spot op een tweezits in de tweede klas een achtergelaten tas die ik nog even laat staan. Na het praatje met de machinist loop ik terug naar de achterkant van de trein om de Groningse conducteur die met me mee zal gaan op te vangen, zodat we werkafspraken kunnen maken voor onderweg.

Ik zet het tasje op een stoel bij de opgestapte collega en vertel hem dat ik die net gevonden heb. Ik trek het tasje open om de inhoud ervan te bekijken.
‘Hmm, een portemonnee en een telefoon,’ som ik de belangrijkste inhoud op. De telefoon vereist een code en kunnen we niet openen. In de portemonnee zit een verblijfsdocument van een Braziliaanse dame. En een foto van een jong kind. Net als bankpasjes, wat munten en een belangrijke aanwijzing: een sleutelkaart van het Corendon hotel vlakbij Schiphol.
‘Zou de servicemedewerker die zo op kunnen halen?’ vraagt de Groningse collega die jaren Hoofddorp als standplaats heeft gehad.
‘Ik kan het altijd vragen!’ En dus zoek ik het telefoonnummer van de servicemedewerker op Schiphol op.
‘Ik zou graag willen, maar ik mag het loket niet onbemand laten,’ is de eerlijke reactie op mijn vraag of de collega op Schiphol de tas van ons over zou kunnen nemen. Duidelijk.
Dat is ook het moment dat de Groningse collega een paspoort in de tas spot. Die blijkt van dezelfde Braziliaanse dame te zijn. En dan kunnen we de rekensom snel maken; ze is de tas vergeten bij het uitstappen, ze overnacht bij Corendon en ze zal morgen waarschijnlijk wel het land uit vliegen. Althans, dat zal de bedoeling zijn maar een stuk moeilijker worden zonder paspoort of identiteitsbewijs. Zonder telefoon. En zonder sleutelkaart van de hotelkamer.
‘Jammer, maar begrijpelijk. Dan geef ik hem wel af in Zwolle,’ is mijn conclusie. Ik bedank de collega en hang op. Soms is het niet anders.

Een paar minuten later staan we op Schiphol. Het is rustig op het perron en ik sta eigenlijk de tijd af te wachten tot het vertrektijd is. En dan bedenk ik; als we hier toch nog twee minuten staan… 
En dus licht ik de Groningse collega in die snel wat zit te eten voor vertrek dat ik de tas nog snel even naar het loket breng. En zo sjouw ik met de gevonden tas de trap op, de stationshal van Schiphol in. 

Achter het loket zit de collega die de telefoon heeft opgenomen.
‘Dan kom ik ‘m toch gewoon naar jou brengen?’ grap ik hem tegemoet.
Hij neemt de tas met alle inhoud met plezier aan en zal hem aanmelden als gevonden goed, daar heb ik nog geen tijd voor gehad.
Ik loop snel terug naar de trein, waarmee we een minuut te laat van Schiphol vertrekken. Ik licht de machinist in over het waarom en hij geeft aan wel iets door te rijden. Ik loop een serviceronde door de trein naar achteren, waar ik de inmiddels uitgegeten collega tref. We nemen plaats in de achterste cabine en net voor we op tijd op Amsterdam Zuid tot stilstand komen, word ik gebeld door de servicemedewerker aan wie ik de tas heb overgedragen.
‘Ik wilde even zeggen dat de tas ook alweer is opgehaald, hoor!’ krijg ik te horen.

Dat is leuk om te horen! Om 23.45 uur vond ik de tas, om 23.50 uur sprak ik de collega aan de telefoon, om 23.58 uur stond de tas bij het loket en om 00.09 was de tas alweer opgehaald.
‘Ze kwam redelijk in paniek naar me toe, alles zat in haar tas. Maar ze liep heel tevreden weer weg,’ aldus de servicemedewerker aan de andere kant van de lijn.
Zo snel kan het soms gaan!

Fijne zomer!
Conducteur Mike