Dagboek van een

conducteur

Ik controleer na vertrek het handjevol reizigers in de trein. Het is meivakantie en dus veel rustiger dan normaal. Daarna neem ik plaats in de achterste cabine. Al snel komen we in de buurt van Meppel en roept mijn machinist me op via de portofoon:
‘HC, ik denk dat er een sectiestoring is, want ik loop voor een rood sein.’
Ik pak mijn jasje en loop naar voren. Wanneer we tot stilstand zijn gekomen, loop ik de cabine van de machinist in. Ze hangt net aan de telefoon met de treindienstleider. Die geeft aan dat er inderdaad een sectiestoring is, waardoor het sein op rood staat en de overweg verderop ook in storing ligt. De machinist krijgt een aanwijzing om het rode sein te passeren, met aangepaste snelheid op zicht door te rijden en bij de overweg de procedure voor een gestoorde overweg uit te voeren. Langs het spoor lopen dan al monteurs die op zoek gaan naar wat deze problemen zou kunnen veroorzaken. Wij kunnen onze weg weer vervolgen, maar komen wel 11 minuten te laat aan in Meppel.
‘Maar dat zijn er geen 18 zoals ik daarstraks had,’ grapt de machiniste nog.

Twintig minuten later rijden we tussen Wolvega en Heerenveen en ben ik in de achterste cabine van de trein een telefoongesprek aan het voeren. We remmen af voor de stop in Heerenveen, wanneer de trein ineens een snelremming maakt. Het is een rare plek waar we stil staan, dus ik open de ene cabinedeur om naar buiten te kijken, maar ik zie niks geks. Vervolgens open ik de andere cabinedeur en zie ik voor de trein iemand in het spoor lopen. Ik kap direct het telefoongesprek af, trek mijn gele vest uit mijn tas en wandel door de trein naar voren.

In de voorste cabine hangt de machinist al aan de telefoon om een alarmoproep uit te zenden naar de treindienstleider en alle treinen in de directe omgeving om te melden dat er een gevaarlijke situatie op het spoor is. 
Ze wijst naar buiten en zegt tegen me:
‘Hij mag niet weg!’
Ik klim de trein uit en stap op de lange man af. Hij probeert met zijn fiets van de trein weg te komen via het grindpaadje dat naast het spoor ligt. Ik spreek hem op afstand aan en vraag hem te blijven staan en zijn identiteitskaart te laten zien. Ik wandel snel op hem af en benader hem van de achterkant, waar ik een poging doe om zijn fiets op slot te zetten. Dat lukt niet, want het sleuteltje draait niet, maar het werkt wel want de man zegt:
‘Je krijgt mijn identiteitskaart als ik mijn sleuteltje terugkrijg.’
Hij pakt zijn portemonnee al en geeft me na enig aandringen zijn identiteitskaart.
Ik vraag hem wat hij hier aan het doen is.
‘Nou, dit is een mooi bruggetje, toch?’
Hij wijst naar het bruggetje waarop de trein stil staat, naast een kanaal midden in de woonwijk rondom het spoor.
‘Mooi weer erbij…’ redeneert hij verder.
Maar hij hoort hier natuurlijk helemaal niet te zijn, naast het spoor. Mijn machinist loopt terug naar de trein om de treindienstleider in te lichten. De sjofele man, met zijn versleten petje, besluit een sigaret te draaien en op te steken. Ik bel de Meldkamer om zijn gegevens vast door te geven, voor het geval hij alsnog besluit er vandoor te gaan. Ik krijg een centraliste aan de telefoon die bij ons op de standplaats als conductrice heeft gewerkt. Zij stuurt ook meteen de politie aan.

Maar ja, die is er natuurlijk niet direct. En dus sta ik daar met die knul die duidelijk de ernst niet inziet, want hij zegt:
‘En zij zit zeker achter het stuur? Vrouwen reageren altijd zo emotioneel. Er is hier toch niks aan de hand?’
Zijn onverschilligheid zorgt ervoor dat ik niet zo goed weet hoe ik nu op hem moet reageren. Moet ik boos op deze sufferd zijn of moet ik lachen om de opmerkingen die hij maakt? 
Als ik zeg dat wanneer ik “achter het stuur” had gezeten de trein ook stil had gestaan, haalt hij zijn schouders op.
‘Joh, vroeger reed ik ook altijd met mijn crossmotor langs het spoor. Dat is altijd de kortste weg, weet je wel?’
Ik vertel hem dat die tijden al ver achter ons liggen. Hij haalt zijn schouders nog eens op. De machinist komt inmiddels weer naast ons staan. Zij probeert tot hem door te dringen door te vertellen dat ze sowieso niet aan iemand kan zien of die voor de trein wil stappen of niet.
‘Dat zie je toch direct?’ nonchalant de man verder.
‘Nee, dat zie je niet.’
‘Oh. Nouja, hoeveel is die boete?’
Ik reken hem 230 euro voor.
‘Tsja, dat is zijn geld dan wel waard. Die trein staat stil, jullie erbij, kan dat allemaal wel uit?’
Hij krijgt niet de reactie die hij wil, dus hij kletst verder.
‘Als ik die boete dan straks toch heb, dan ga ik hier mooi mijn broodje opeten, want dan heb ik er toch al voor betaald.’
‘Van dat geld had je heel wat andere dingen kunnen kopen, bijvoorbeeld een pakje peuken. Wat kosten die tegenwoordig?’ vraag ik hem.
‘Vijf euro,’ zegt hij schouderophalend.
‘Dat zijn heel wat sigaretten.’
Maar die beredenering komt niet aan.

Kennelijk duurt het de jongen allemaal te lang, want hij haalt onder de snelbinders van zijn fiets een wit zakje vandaan. Daar haalt hij een cakeje uit, met roze glazuur. Die gaat hij rustig op staan eten.
Dat heb ik natuurlijk liever dan dat hij enorm tegen me tekeergaat of aan alle kanten probeert weg te komen. Niet lang erna, hij heeft zijn cakeje nog maar net op, komt er een politiebusje het busstation van Heerenveen oprijden. De agent stapt uit en komt maar ons toe. Hij neemt de identiteitskaart van me over en vraagt de man om met hem mee te komen. Die pakt gedwee zijn fiets op, steekt de sporen over en loopt achter de agent aan. Met de machinist loop ik terug naar de trein. 

Een en ander heeft de nodige aantrekkingskracht op de buurt, want achter het naastgelegen blok woningen hebben buurtbewoners zich verzameld. Zij hebben uitzicht op het spoor en kregen kennelijk wat van het geheel mee. En ook de buurtjochies zijn dichterbij gekomen aan de andere kant van het water. Wij klimmen de trein in en de machinist belt de treindienstleider. Ondertussen zie ik de agent in de verte de gegevens van de jongen noteren. De machinist meldt dat we gereed zijn voor vertrek. Ze krijgt een aanwijzing voor het overpad bij het station dat al die tijd dicht heeft gelegen en daardoor in storing is geraakt. Wanneer de treindienstleider toestemming heeft gegeven om verder te rijden, zien we ook dat de man ineens door de agent geboeid is. Het blijft dus niet bij een boete, hij zal nog wel meer open hebben staan en mag mee voor een enkele reis naar het bureau.

Met 32 minuten vertraging rollen we station Heerenveen binnen. Iedereen heeft netjes staan wachten bij het overpad (vanwaar ze ook het beste uitzicht hadden op de situatie) en dus gun ik iedereen de tijd om de trein te halen. Daarna vervolgen we onze weg richting Leeuwarden.
‘Het waren geen 18 minuten vertraging,’ grap ik even later in Leeuwarden tegen de machinist.
‘Nee, 32. Maar gelukkig zo, want hij liep doodleuk het spoor in voor mijn neus. Wat hij daar nou moest?’
Dat zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen…


Bedelaar
Op een zomerse avond kom ik met de Sprinter naar Amsterdam aan in Baarn. Reizigers stappen uit en in, maar er is er één die over het perron naar de voorkant van de trein loopt. En dat is raar, want de uitgang is aan de achterkant en hij reageert ook niet op mijn fluiten door bijvoorbeeld sneller te gaan lopen. Hij loopt in mijn richting en ik vraag of hij meegaat.
‘Nee, maar er loopt er een in de trein vervelend te doen en te bedelen. In Amersfoort stond hij ook al met de politie…’ is de mededeling.
Ik bedank hem voor de melding en laat de trein vertrekken. Ik maak met het camerasysteem een digitaal rondje door de trein en er valt me meteen iemand op; hij hangt wat over een stoelleuning heen en gaat dan naast een jongen zitten. Op de vierzitter er schuin tegenover staat een plastic tas onbeheerd. Die horen geheid bij elkaar. Het duurt niet lang voordat er twee dames opstaan en aan de wandel gaan in de trein. Ze lopen in mijn richting en nemen plaats, dus ik loop de trein in en loop naar ze toe.
‘Is hij vervelend tegen jullie?’ vraag ik ze.
‘Nee, dat niet, maar we gingen toch liever even ergens anders zitten,’ zegt een van de dames.

Ik wandel door de vrij rustige trein naar achteren en wanneer ik in het gedeelte kom waar de man die ik op de korrel heb zit, begin ik aan iedereen hun kaartje te vragen. De man die ik verdenk geeft me een geldig E-ticket. De knul waar hij naast is gaan zitten geeft me zijn ID-kaart, want hij heeft geen kaartje. 
De onverzorgde man met blind oog begint wat te protesteren dat ik een boete voor zijn buurman schrijf, oppert dat ik ’toch wel wat door de vingers kan zien’ en meer van dat soort losse flodders. Wanneer hij dan zegt ‘Je bent gewoon bang voor je baas’, kijk ik hem aan en zeg:
‘Ik vind u maar vervelend en ik krijg klachten over u.’
Hij kijkt me een seconde aan en zegt dan:
‘Oh, dan houd ik mijn mond.’
Mooi. Ik schrijf het kaartje af en vervolg mijn controleronde die al snel voorbij is.

In de achterste cabine start ik het camerasysteem op om de man in de gaten te houden. We komen na een tijdje aan op Bussum-Zuid, waar de knul die geen kaartje had uitstapt. De andere man blijft in de trein, maar gaat duidelijk op zoek naar iets anders om te doen. Ik zie hem afstappen op de vrouw die achter hen zat, zie dat hij haar iets vraagt en vervolgens een seconde van plan is door naar achteren te lopen maar zich daarna omdraait omdat hij zich bedenkt dat ik achterin zit. Hij wandelt de trein in, van me af. Ik loop vanuit de cabine naar de vrouw en vraag of hij om geld vroeg. Ik krijg een kort knikje, ik knik terug en loop achter de man aan, die zijn plastic tas heeft neergezet bij de fiets die middenin de trein staat. Ik spreek hem aan nadat ik hem ook bij andere reizigers wat heb zien vragen en deel hem mede dat bedelaars niet welkom zijn in de trein en dat hij in Naarden-Bussum de trein dient te verlaten.

Wanneer we kort daarop aankomen in Naarden-Bussum doet hij dat dan ook, inclusief plastic tas en fiets. Vloekend, dat dan weer wel. Meteen na vertrek licht ik de Meldkamer in over het feit dat meneer liep te bedelen en ik hem de trein uitgezet heb. Met cameratoezicht zullen ze hem in de gaten houden. En zo keerde de rust weer terug in de Sprinter naar Amsterdam.

Valies
Het is woensdagavond en ik heb een reservedienst. Op de een of andere manier ben ik helemaal in Den Bosch terechtgekomen en nu moet ik via Utrecht terug naar Zwolle. Terwijl de Intercity naar Enkhuizen, waar ik mee naar Utrecht moet, binnen komt rijden, hoor ik via de portofoon dat V&S zich meldt bij de chef van deze trein.
‘We staan in het midden van het voorste stel,’ reageert zij terug. Ik wandel ook die kant op en zie dat V&S iemand overgedragen krijgt die geen vervoerbewijs heeft en zich ook niet kan identificeren.
De andere collega die op de trein zat ontvangt me:
‘Ga je ook mee?’
‘Ja, naar Utrecht. Waar begin ik aan?’ vraag ik haar quasi onderzoekend, met een blik op V&S.
Ze schiet in de lach.
‘Het valt wel mee, hoor, het is er maar één die helemaal niks heeft.’
Nadat de man is overgedragen wordt het vertrekproces gestart en hebben we kort overleg. De dames waren het voorste stel aan het controleren en moeten de voorste twee bakken nog doen. We spreken af dat we die met z’n drieën controleren.
Op het balkon waar we staan, staat een zwarte koffer uit de categorie hutkoffer.
‘Van wie is die eigenlijk?’ vraagt de ene collega aan de andere.
‘Is the suitcase yours?’ vraagt die aan de mensen op het balkon, maar die ontkennen.
‘Hij zal toch niet van die knul zijn die we net hebben overgedragen?’ vraagt de ene.
‘Dan zou hij dat vast wel gezegd hebben,’ sluit de ander het onderwerp af.
We beginnen te controleren.

Nadat we de voorste twee bakken van de behoorlijk volle dubbeldekker hebben gecontroleerd, kom ik uit op het voorste balkon. Ik ben sneller klaar met de bovenverdieping dan de dames met de onderverdieping en dus tref ik drie personen op dat balkon; een meisje op de trap en een stelletje van Roemeense afkomst. Uit de manier waarop het stelletje met elkaar aan het discussiëren is, maak ik op dat die geen kaartje hebben; ze zoeken een soort vluchtweg, maar kunnen geen kant op omdat ik van boven kom en mijn collega’s beneden lopen. Ik vraag hardop om de kaartjes en het meisje op de trap trapt af:
‘Meneer, ik heb geen kaartje, want die kan ik niet kopen in de app.’
Al snel heb ik haar identiteitsbewijs in handen en vraag ik het stel om hun kaartjes.
‘Unser valiză,’ begint de man in half-Duits, half-Roemeens.
‘Ja, jullie koffer?’ vraag ik in het Duits.
‘Ticket in valies.’
Daar geloof ik al direct niks van, want dan waren ze echt geen twee bakken naar voren gelopen. Ik zet een beetje druk en vraag om hun identiteitsbewijs.
‘In valies,’ reageert de man. 
Ook dat geloof ik niet en dus vraag ik om een andere vorm van identiteitsbewijs. Hij blijkt een foto te hebben van hun Roemeense identiteitskaarten op zijn telefoon.
Dat is ook het moment dat de twee collega’s van beneden de trap op komen. Die vertel ik hoe het zit, dat ik het meisje schrijf en dat zij het stel mogen schrijven. 
‘We zagen ze al voor ons weglopen, ja.’
De man begint dan nog een verhaal te vertellen aan de collega’s over dat ze geen kaartje konden kopen, want ze snapten niet hoe de automaat werkte.
‘Kein Schule,’ verklaart hij zichzelf.
Maar ik heb meegeluisterd en haak meteen in; daarnet lagen hun kaartjes nog in de koffer en nu snapten ze ineens de automaat niet. Hij ziet meteen in dat hij zichzelf klem heeft gekletst en zegt meteen sorry. Waarna hij zijn mond houdt, want zijn vriendin geeft hem een klap op zijn arm. 
Wanneer ik klaar ben met schrijven voor de studente op de trap, informeer ik eens naar de “valies” waar de man het steeds over heeft. Welke kleur die heeft?
‘Zwart.’ 
Bingo. De ene collega volgt de conversatie in het Duits en snapt over welke koffer we het hebben.
‘Mysterie opgelost,’ zegt ze hardop.
‘Wat zit erin?’ vraag ik dan, puur informatief.
‘Kleren,’ antwoordt de man in het Duits. 
‘Geen persoon?’ refereer ik aan de grootte van het ding.
Hij begint te lachen; nee, enkel kleren.
Zodra iedereen is voorzien van een Uitstel van Betaling, lopen wij terug naar het midden van de trein. We zijn dan ook al bijna in Utrecht, waar we een aantal minuten later aankomen.

Terwijl vele reizigers uitstappen, stapt ook het Roemeense stel uit.
‘Kijk, dat probleem lost zichzelf ook weer op,’ zeg ik tegen de ene collega.
Met de zwarte hutkoffer achter zich aan verlaat het stel de trein en zit de rit er voor mij op..

Fijne feestdagen!
Conducteur Mike

Ben je op zoek naar een origineel Kerstcadeau voor jezelf of iemand anders? Dagboek van een conducteur bevat ruim 75 verhalen om de hele winter lekker door te kunnen lezen. Het boek kost 23 euro en wordt bij je thuisbezorgd. Bestellen kan via onderstaande gele knop!