Dagboek van een

conducteur

Sinds afgelopen Koningsdag hangt er bij mij een tegeltje in huis met daarop een uitspraak van een reiziger. Dit is het verhaal dat bij dat tegeltje hoort…

Koningsdag is een jaarlijks terugkerend feest. Het is een dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en hoewel we volgens de krant steeds minder koningsgezind zijn, wordt het toch ieder jaar groots gevierd. Velen kiezen ervoor om met de trein van en naar hun festival of stad te reizen. En iedereen is natuurlijk welkom, maar er is helaas de tendens om vooral veel te veel te drinken en de problemen die daardoor ontstaan door een ander op te laten lossen. Zo was er dit jaar op het station van Zwolle voor 17 uur al een ambulance geweest om een straalbezopen meisje af te voeren dat op het perron had gelegen.

Daarnaast is er het keerpunt dat ieder jaar net wat vroeger lijkt te liggen; tot een uur of 19 gaat het allemaal heel aardig en is iedereen redelijk vrolijk. Daarna treedt de alcohol in werking en is goed te merken dat de sfeer anders wordt. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen, maar door groepsgedrag worden mensen opgejut om gekke, maar vooral ook vaak domme dingen te doen. Ik ben daar niet heel erg kapot van, want in de nuchtere staat waarin het personeel verkeert zien dingen er vaak heel anders uit dan in de ogen van de bezopen feestganger. Maar ga dat maar eens aan zo iemand uitleggen…

Samen met een Zutphense conducteur en een Zutphense machinist breng ik later op de avond een sprinter van Zwolle naar Groningen. Het is een los stel SNG, maar opvallend genoeg is er ruimte zat voor het aanbod aan reizigers. We hebben al een keer over het perron gelopen om naar onze reizigers te kijken, het is aardig rustig in de trein. Sterker nog; het valt me reuze mee. Een grote groep komt op het laatste moment nog aangerend, iedereen mag nog mee.

Vanuit de achterste cabine houden we iedereen middels het camerasysteem in de trein in de gaten. Dat klinkt misschien wat vreemd, maar het geeft ons het beste overzicht van wat er in de trein gebeurt. Er zitten een aantal groepen verdeeld over de trein die we zo mooi in de gaten kunnen houden. Hier en daar wat luidruchtig, maar verder valt het wel mee.

Dan valt ons oog op een dame die in de eerste klas staat. Ze ziet eruit alsof ze ver heen is. Maar even in de gaten houden, dus. Met het wisselen van de camerastandpunten krijgen we ook een groep vlakbij in de tweede klas in de gaten. Die hebben de dame ook gezien. Tussen Meppel en Hoogeveen staat een van de mannen uit de groep op en gaat aan de andere kant van het gangpad in de eerste klas zitten. We zien dat zij opstaat en naast hem gaat zitten. Ze hebben op een gegeven moment zelfs elkaars handen vast. De rest van de groep kijkt geanimeerd toe. Dan komen we aan in Hoogeveen, waar de groep en ook de ene man uitstapt. Terwijl mijn collega naar de deuren loopt voor het vertrekproces, houd ik de camerabeelden in de gaten. De dame staat met de man mee op en stapt door de deur van de eerste klas. Wat er gezegd wordt weet ik niet, maar ineens haalt ze halfslachtig uit naar een van de groepsleden. Desondanks stapt de groep uit. Daarna gaat ze weer zitten. Ondertussen vertrekt de trein.

Ik zie op de beelden dat mijn collega een ronde door de trein loopt, ik houd hem en de rest van de klanten in de gaten. Wanneer hij helemaal vooraan in de trein komt in de eerste klas, loopt hij aan haar voorbij en draait zich om. Net op dat moment staat zij op, glijdt op de een of andere manier van haar stoel en valt op de grond. Ze krabbelt weer op en gaat weer op haar stoel zitten. Ik zie mijn collega hoofdschuddend de eerste klas verlaten. Even later is hij bij me en bespreken we de dame. 

‘Het is toch wat, als je zo ver heen bent,’ zegt mijn collega.
‘Stel je voor dat het je dochter is,’ opper ik.
‘Nou, mijn jongste was 15 en had stiekem wat gedronken. Op de terugweg van het feestje kotste ze uit het autoraam nadat ze keihard had ontkend te hebben gedronken. Daar heeft ze goed van geleerd, want zover is het nooit meer gekomen.’

We houden de dame en de rest van de reizigers in de gaten terwijl we het over van alles en nog wat hebben. Net voor we in Beilen aankomen staat ze weer op en wil ze de eerste klas uit. Maar daar staat een groep jongens, waarvan er een de deur van de eerste klas in zijn rug krijgt. 

‘Die jongens zien er aardig kalm uit,’ zeg ik.
‘Maar die drinken ook niet, want ik zag ze alle vier met een flesje frisdrank zitten.’
Uiteindelijk gaat ze maar weer zitten.

Wanneer we Beilen achter ons hebben gelaten en in de buurt van Assen komen, zien we de vrouw nog steeds allerlei capriolen uithalen. Ze heeft met de nodige moeite haar oplader in de stekker onder de zitting weten te krijgen.

Ondertussen remt de machinist aardig rap af. We rollen langzaamaan verder, terwijl we naar de beelden in de trein blijven kijken. Het duurt me te lang voor de machinist ons iets meedeelt via de portofoon en dus schat ik in dat er iets aan de hand is. Niet lang daarna hoor ik hem via de portofoon zeggen:
‘HC’s, kunnen jullie even naar voren komen?’
En dus lopen we door de trein naar voren. Ik verwacht een spoorloper die we op moeten pikken.
‘De tegentrein heeft op het station van Assen een aanrijding gehad, het ziet er niet naar uit dat we Assen binnen kunnen komen,’ meldt de machinist wanneer we bij hem staan.

Ik licht de reizigers via de omroep in. We krijgen de bevestiging van de treindienstleider dat we Assen niet binnen mogen komen. En dat we terug naar Beilen zullen moeten. Ook daarover licht ik de reizigers in. Waarna we de trein in lopen om de reizigers persoonlijk te woord te staan.

De meeste reizigers snappen de situatie en dat we er niet veel aan kunnen doen. Dat het niet anders is. Een enkeling baalt hardop, want vanuit de trein kunnen ze hun huis bijna zien staan. En dan hebben we de dame nog. Die is in alle staten; ze raakt in paniek omdat ze de trein niet uit kan, door haar bezopen staat kan ze haast niet rechtop blijven staan en door, ik vermoed, middelengebruik begint ze zo goed als oncontroleerbare bewegingen te maken. En dan vermoeden mijn collega en ik ook nog eens dat ze psychisch niet helemaal in orde is. Ze had al aan de noodrem gehangen toen we gedrieën de cabine uitkwamen en ik had omgeroepen over de stand van zaken.

Hoe het ook zij, ze staat half omvervallend voor me te roepen dat ze de trein uit wil. Maar dat kan hier niet. Het kost me verbaal wat moeite, maar uiteindelijk gaat ze zitten. Ik vraag haar wat er aan de hand is. Half in tranen reageert ze:

‘Maar daar ligt iemand onder de trein. Dat is heel erg! Ik wil nu de trein uit!’
Ik vertel dat het niet onder onze trein is, dat we zo meteen terug naar Beilen gaan en dat ze dan verder kan reizen. Ze reageert heel emotioneel:
‘Maar gebeurt dat vaak?’
Ik blijf kalm en zeg dat het redelijk vaak voorkomt. Maar dat is niet het goede antwoord. Ze raakt nog meer in tranen.
‘Dat gebeurt echt vaak, he? Dat is toch erg?’

Ze komt aardig manisch op me over. Ik probeer een ademhalingsoefening met haar te doen, waar ze kort aan meedoet. Maar die vrij weinig uithaalt.
‘Ik heb echt respect voor jullie, hoor, hoe jullie daarmee omgaan,’ zegt ze ineens. Ik bedank voor het compliment en zeg dat het mijn werk is.
‘Het gebeurt zo vaak dat jullie er zelfs voor zijn getraind,’ gaat ze verder, inmiddels wederom in tranen. En stilzitten is er nog steeds niet bij. En of ze er hier echt niet uit mag. Ze geeft allerlei verschillende signalen af en is moeilijk in te schatten. En dan schiet ze ineens weer in tranen. Ik vraag of ze wil vertellen waarom het haar schijnbaar zoveel doet. Ze reageert direct heel defensief en agressief:
‘Nee, dat wil ik niet vertellen.’
Ze kijkt me heel boos aan door haar haren die voor haar gezicht hangen.
‘Dat hoeft ook niet, ik vraag het alleen maar,’ zeg ik schouderophalend.
Even beweegt ze weer onophoudelijk en dan zegt ze ineens:
‘Jij bent hier echt goed in, he?’
Ik weet even niet wat ik moet zeggen.
‘De vader van een vriendin heeft ook voor de trein gestaan en nu komt het wel heel erg dichtbij,’ snottert ze. ‘En nu wil ik eruit!’

Ik vertel nog maar eens dat dat niet gaat, maar dat ik haar verhaal en reactie wel begrijp. Zij doet een poging om haar boezem, die half uit haar topje hangt weer terug in positie te brengen.

Maar ik kan niet alleen haar al mijn aandacht geven. Achter haar zit namelijk een meisje dat de hele situatie tot daaraantoe vindt, maar ze moet echt naar de wc. En die is afgesloten omdat het toilet defect is. Dus zeg ik de dame dat ik zo meteen bij haar terugkom wanneer ik in de gaten krijg dat mijn collega een verwoede poging doet het toilet te openen. Hij is nog niet heel lang conducteur en zoekt net op de verkeerde plek. Dus ik help hem het toilet te resetten, zodat de reizigers die er echt gebruik van moeten maken dat ook kunnen doen. Ik loop terug naar de machinist, die meldt dat de noodrem nog bediend is. Ohja, daar ging ik ook nog naar kijken. Mijn telefoon gaat, want de Bijsturing heeft een nieuw dienstkaartje gestuurd, maar daar had ik nog niet op gereageerd en nu bellen ze me dus. Daar ben ik ook nog niet echt aan toegekomen… 

Dan vind ik de bediende noodremtrekker die ik terugdraai, waardoor we in ieder geval zo meteen richting Beilen kunnen vertrekken. Bij de machinist hoor ik dat de treindienstleider hem een aanwijzing geeft voor maar liefst acht overwegen. Doordat we van rijrichting veranderen midden op de vrije baan en niet zoals gebruikelijk op een station, zullen die overwegen niet begrijpen dat we van de andere kant dan normaal aan komen rijden. En dus ook niet uit zichzelf dichtgaan. De procedure die daarvoor is ingericht wordt in werking gesteld, waardoor we bij elke overweg moeten stoppen. Wanneer we dan eenmaal in beweging komen om naar Beilen te rijden, wandelen mijn collega en ik nog maar eens de trein in om te kijken hoe de sfeer is.

Onze grote vriendin is alweer van zitplaats verhuist en staat op om… ja, waarom eigenlijk? Ik zeg haar dan ook dat ze lekker moet gaan zitten.
‘Maar ik wil er hier uit!’
Haar plaat blijft nogal hangen, maar ze gaat wel weer zo goed en zo kwaad als dat gaat zitten. Dus ik herhaal nog maar eens dat we naar Beilen gaan en ze er daar uit kan. Ze kijkt me nog eens bozig aan en zegt:
‘Jij bent goed in je werk, he? Ik heb echt respect voor jullie, hoor! Maar dit gebeurt iedere dag…’ En ze barst weer in tranen uit. Ik loop maar even door.

Er zitten een aantal jongens in de trein die geen Nederlands spreken. Een van de jongens hoort dat er in Beilen nog geen bussen zijn. Hij raakt er een beetje door opgefokt.
‘You kidding me? We zitten al een uur in de trein en dan is er zo meteen ook nog geen bus?’
Wanneer ik hem voorreken dat het nog veel langer had geduurd wanneer het met onze trein was gebeurd en dat ik snap dat het vervelend is maar dat het relatief nog wel meevalt, is hij dat in eerste instantie nog niet zo met me eens. Tot ik zeg dat er ergens een familie is bij wie er vanaf morgen een bordje minder gedekt hoeft te worden aan tafel. Ik zie aan hem dat die opmerking wél aankomt. Hij knikt zijn hoofd een keer en ziet in dat een uur vertraging daarmee in vergelijking wel meevalt. Wat het natuurlijk niet minder vervelend maakt.

Achterin zitten er nog twee oudere heren en een dame in de eerste klas die naar alternatieven aan het zoeken zijn om in Assen en Groningen te komen. Dan roept mijn collega me op via de portofoon:
‘Wil je even naar voren komen?’
Zodra ik aan kom lopen, zie ik waarom; de glazen deur naar de eerste klas is compleet verbrijzeld. Doordat het veiligheidsglas is blijft het allemaal wel op zijn plek zitten, maar de deur is één grote barst geworden. Drie keer raden wie daarvoor zorg heeft gedragen…
‘Ja sorry, die deur heb ik gedaan. Het was echt maar een klein klapje, maar ik wil er echt uit!’ roept de dame me toe.
‘Nu gaat het al een half uur goed, waarom zouden die laatste vijf minuten dan niet ook lukken?’ vraag ik haar iets strenger. Maar een antwoord krijg ik niet. 
‘Fuck you,’ is wat ik te horen krijg. Ze begint licht agressief te worden.
‘Ik krijg geen verse lucht!’ zegt ze ineens.
‘Wat een onzin, we hebben hier gewoon ventilatie. Hoor je dat suizen op de achtergrond? Dat is de treinventilatie,’ zeg ik, schouderophalend.
Ze luistert een paar seconden muisstil.
‘Godverdomme, jij bent écht goed in je werk!’ is haar schreeuwende reactie. Ik zal het maar zien als een compliment.
‘En jullie krijgen wel een factuur!’ 
Waarmee ik denk dat ze zegt dat we de rekening voor de kapotte deur wel op mogen sturen…

Mijn telefoon gaat, de regievoerder belt me nog maar eens. Het gaat allemaal heel anders dan ze eerst hadden bedacht.
‘Het slachtoffer is onder de trein uit en wordt nu afgevoerd in de ambulance, dus we krijgen spoor 3 in Assen terug. De reizigers in jouw trein kunnen in Beilen blijven zitten, het personeel wisselt van trein en dan gaan ze meteen terug richting Assen in plaats van dat ze drie kwartier in Beilen moeten wachten,’ aldus de mededeling. 

Zo gezegd, zo gedaan. De Engelssprekende knul die eerder wat had lopen mopperen heeft de omroep niet meegekregen en dus houd ik hem bij de deur tegen wanneer hij bij aankomst in Beilen uit wil stappen en vertel dat hij weer kan gaan zitten. Hij begint hoofdschuddend te lachen. Ik geef hem een schouderklopje en zeg:
‘Dat is beter voor jou!’
Hij knikt nog eens vriendelijk en gaat weer zitten.

De reizigers uit de trein die vanuit Zwolle in Beilen gestrand is stappen over op onze trein. Wij wisselen met het personeel van die trein en lichten ze in over onze vriendin. Ik geef ze het advies haar maar een beetje met rust te laten. Bovendien heeft ze alweer nieuwe slachtoffers gevonden in de vorm van nieuw ingestapte reizigers die tegenover haar zitten. De claustrofobie waar ze zo’n last van had is kennelijk als sneeuw voor de zon verdwenen. Ruim een uur nadat we uit Beilen vertrokken richting Assen staat de trein met dezelfde reizigers klaar om dat nog een keer te doen. Met de Zutphense machinist en conducteur stap ik over op de trein die uit Zwolle is komen rijden. Ons sein wordt groen om richting Zwolle te gaan en in de nu uitgestorven trein die we hebben overgenomen kunnen de Zutphense collega en ik even bijkomen van de hele heisa. We zijn met name blij dat we van de dame verlost zijn, want het kostte bijna al onze aandacht en energie. Tot aan Zwolle hebben we het eigenlijk over weinig anders dan deze avond op Koningsdag.

Het duurde voor de vrouw allemaal te lang. En voor ons daardoor uiteindelijk ook. En ik kan er best begrip voor opbrengen dat zodra alles anders gaat dan gepland, dat in sommige hoofden voor kortsluiting zorgt. Bij de meeste mensen is een keer uitleggen hoe een situatie tot stand is gekomen voldoende om wat helderheid in de duisternis te krijgen. En ook bij deze vrouw werkte dat een heel eind heel goed. Maar niet volledig. Mijn collega vatte het goed samen:

‘Maar wij zijn dan ook geen psycholoog…’

Conducteur Mike